Vis-net(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer Vorige Volgende Op den elfde Sondagh na Pinxter. Marc. 7. Stem: Courante Mesieurs. Of Ick drinck de nieuwe Most. UYt Tyrus door Sidon, Na Galileen begon Onsen Heer de komen, dicht aen de strand, In de palen van der tien steden land, Sy brengen daer wederom, Eenen mens die doof was ende oock stom, Baden de hand op hem te legen, Of raken oor en mont, Dat hy mocht zijn gesont. Den Heer die neemt hem daer, Besijden uyt de Schaer, En hy steeckt sijn vinger doen in sijn oor, [pagina 206] [p. 206] Om soo te brengen, tot een goed gehoor, Neemt speecksel, en hy tast, Aen sijn tong, die lang had geseten vast Geslooten, dat hy niet kon spreken, Noch hooren met gemack Wat dat een ander sprack. Doen heeft den Heer versucht, En neemt soo sijn toevlucht Tot Godt den Vader, en hy slaet sijn oog Recht na boven, den schoonen Hemel hoog: Spreeckt het woort Epheta, Dat is te seggen, word geopend dra; Terstont soo zijn d'ooren geopent: De tong ontbonden voort, Hy sprack en heeft gehoort. Den Heer gebied dan haer Te swijgen deese maer, Niemant te seggen, wat daer is geschiet: Maer sy en swijgen daerom echter niet, SY hebben 't voort geseyt, Dit wonder werk te meer terstont verbreyt; Sy spraken luyt met klare worden, Al die dit sagen aen, Hy heeft al wel gedaen. Hy heeft genesen klaer Veel menschen hier en daer, Van al haer qualen, en haer sieckte groot, Ja menichte doen opstaen van de doodt, Geneest al, stom en doof, Wie tot hem komen, met een vast geloof; Hem zij eer by Godt en menschen, [pagina 207] [p. 207] Die ons veel tekens doet, Door sijn genade goet. Vorige Volgende