Vis-net(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer Vorige Volgende Des Maendags na Pinxter. Joh. 4. Stem: Nero schoonste van u geburen. SOo lief heeft Godt Vader verheven Ons werelts menschen gants getal, Dat hy sijn Sone heeft gegeven Om ons te helpen over al. Als wy te recht wilden gelooven, Niet laten sou verlooren gaen, Noch ons van 's Hemels recht berooven, Maer doen een eeuwigh loon ontfaen. Godt heeft sijn Soone niet gesonden Om te oordeelen haer misdaed, Maer om de waerheyt te verkonden, En te behouden voor het quaed. Wie recht gelooft sal hy niet straffen, [pagina 165] [p. 165] Noch geven eenen quaden loon, Maer hy sal hem veel quaets verschaffen, Die niet gelooft heeft in sijn Soon. Dit sal de menschen meest beswaren, Dat 't licht welck hier gekomen is, Haer oogen niet en kan verklaren, Maer blijven in hun duysternis. Om dat haer wercken niet goed waren, Soo hebben sy het licht versmaet, Want wie met sonden haer beswaren, Die krijgen tot het licht een haet. Die weynigh volgen goede wercken, Die komen selden tot het licht, Om hare sonden niet te mercken, Of te beschouwen door 't gesicht. Maer die wil in de waerheyt leven, En voor zijn daed een ander sticht, Die sal hem noyt van't licht begeven, Maer stelt sijn leven in het licht. Wie recht bemind den Heer gepresen, En leeft na sijne Wetten wel, Die heeft hier noyt ymand te vreesen, Noch mensch, noch dood, duyvel, noch hel. Ick bid u dan mijn God verheven, Verlicht mijn hart, en mijn gesicht, Dat ick altijd in u mach leven, En wandlen in het eeuwich licht. Vorige Volgende