Vis-net(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer Vorige Volgende Op den vijfde Sondag in de Vaste. Joh. 8. Stem: Belle bersieres Ian Perre. Of: Poliphemus aen de stranden. GOd sprack is oyt mensch gevonden, Die van sonden, My kan overtuygen klaer; Is't dat u mijn woord bekent zy, Waerom bent ghy, In't geloove wanckelbaer. Alle die uyt Godt voortkomen, Doen als vromen, Nemen Godes wetten aen: Die uyt Godt niet zijn gesproten, Die verstooten, Alle Goddelijck vermaen. Ghy zijt spraken doen de Jooden, [pagina 104] [p. 104] Eenen snooden, Sondigen Samaritaen; Die voorwaerlijck met den boosen, En de loosen Quaden duyvel zijt belaen. Jesus sprack ick eer mijn Vader, Die veel nader Met mijn is, als ghy nu siet: Want mijn eer dat is de sijne, En de mijne, Sterven nu noch nimmer niet. d'Joden spraken, de Propheten, Wilt dit weten, Zijn met Abram al vergaen; Zijt ghy meerder dan die Oude, En verkoude, Wie kan dit recht nemen aen. Ick soeck noyt mijn eygen eere, Sprack den Heere, Maer mijns Vaders, uwen Godt; Die wil dat ghy my sult prijsen, Eer bewijsen, En ghy lieden my bespot. Ghy hebt hem niet willen kennen, En wy bennen, Door u Vader Abraham; Want hy hem in sijnen tijde, Seer verblijde, Als hy mijnen dagh vernam. Ghy hebt niet soo wy verklaren, Vijftigh jaren, [pagina 105] [p. 105] Hebt ghy Abram dan gesien? Want hy is al langh gestorven, En bedorven, Dit kan immers niet geschien. VOor Abram was ick in leven, En verheven, Boven in des Hemels Throon; Want ick ben van Godt geboren En verkoren Sijn beminden eenigh Soon. Doen namen de Joden steenen, Om met eenen, Hem te werpen en te doon: maer den Heer heeft hem versteeken, Is geweeken, Van de quade boose Joon. Vorige Volgende