Vis-net
(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer
[pagina 48]
| |
Sonder drucken in het harte,
Van die moeder, van die vrouw,
Die Godt diende seer getrouw.
Lieven Jesu, lieve kinde,
t'Bethlem was geen plaets te vinde,
Voor u Moeder, noch haer man,
Als haer quam het baren an,
Doch sy sochten de gereesten,
Vonden daer een stal der beesten,
Daer sy u by nachte baerd',
Joseph haer, en u bewaerd'.
Kleynen Jesu, kleyn in wesen,
Uwen naem word hoog gepresen,
In de koude middernacht,
Daer de Harders op de wacht,
Hooren singen van de Englen,
Die haer stemmen t'samen menglen,
Glory Godt zy in sijn rijck,
En den mensch zy vree gelijck.
Kindtjen Jesu, teer van leden,
Van de Harders aengebeden,
Uwe Godtheyt wordt bekent,
Als ghy eerst geboren bent;
Want sy voor u neder vallen,
In een hut der beesten stallen,
Daer sy u sien leggen net,
Op een arm strojen bedt.
Rijcken Jesu, arm geboren,
Van een Maget uytverkoren,
In een hutjen op het velt,
Voor de beesten neer gestelt;
| |
[pagina 49]
| |
Daer den Os en Ezel schuylen,
U verwarmen met haer muylen,
Daer geen leg-plaets voor u was
Dan op't hoy, en dorre gras.
Grooten Jesu, kleyne kinde,
Die u soeckt die kan u vinde,
In een arme beesten stal,
Als de alderminst' van al,
Op het velt, op dorre heyde,
Daer u Moeder u neer-leyde,
In een stal, op beesten hoy,
In een kreb, op Ezels stroy.
Stercken Jesu, sterck van machten,
Stercken Heere der Heyrkrachten,
Die den een zijt, en den al,
Vindtmen u hier in de stal,
Van een Maget vast gebonden,
Van u Moeder vast gewonden,
Met een witten linnen bandt,
Die de macht hebt in uw handt.
Goeden Jesu, vol weldaden,
Dit doet ghy al uyt genaden,
Dat ghy arm geboren zijt,
Tot ons voordeel op dees tijt,
Om ons menschen al te sparen,
Die anders verloren waren,
Om den mensch te maken vry,
Van de helsche slaverny.
Jesu Godt van eeuwigheden,
Die van d'Harders aengebeden
En gepresen heden zijt,
| |
[pagina 50]
| |
In de vreugde op Kars-tijdt,
Leert my u altijt beminnen,
Bestiert al mijn hart en sinnen,
Dat ick u geef prijs en danck,
Nu en al mijn leven lanck.
|
|