Toen ging ze weer op haar plaats zitten. De goochelaar wees met zijn tooverstaf den dennenappel aan.
‘Jongeheer, weet je wel, wat dit voor een ding is?’ vroeg hij.
‘Jawel, mijnheer de toovenaar, een dennenappel,’ antwoordde de kleine kikker met trillende stem.
‘Goed gezegd, jongmensch! - nu meet je me eens vertellen, of je wel graag in zoo'n dennenappel zoudt willen wonen.’
‘Ik wil liever bij mijn moesje blijven wonen, toovenaar!’
‘Ja, natuurlijk, dat begrijp ik wel, beste vent, dat màg je ook wel, maar zou je niet eens even willen kijken, hoe 't er binnen in zoo'n aardig ding uitziet?’
De kleine kikker knikte van ja.
Nu werd het tooneel een oogenblikje geheel donker gemaakt. De gasten hoorden slechts een geklop en getimmer.
Het scherm werd langzaam opgetrokken......... Neen, maar! daar stond op het tooneel een snoeperig huisje, gemaakt van den dennenappel. Dat huisje had ramen, een deur en een dak, - voor een van de opengeslagen vensters stond de kleine kikker te lachen en te wuiven.
De gasten bomden hard met hun stokken op den grond en klapten zóó lang in hun pooten, tot de grond er van dreunde.
Weer werd het tooneel even donker gemaakt en toen het licht weer scheen,........ toen lag de dennenappel weer gewoon op tafel en de jonge kikker zat op den schouder van den goochelaar. De kikkermoeder was toch maar weer blij, toen ze haar jongen zag. Ze strekte haar pooten wijd uit en.... met een sprong zat haar jong op haar schoot.
De kunst met den dooden meikever leek ook héél moeilijk.
Dat beestje had al den geheelen tijd doodstil op tafel gelegen, zoodat iedereen meende, dat het gestorven was.
Maar de goochelaar begon den kever langen tijd met zijn tooverstaf te bestrijken, al - heen - en - weer.