helemaal geen type voor je’. Ze liet even haar hand door zijn haar glijden en hij mompelde een verontschuldiging. Zijn gewaande mensenkennis kreeg een schok. Hij had zo zeker gedacht haar te kunnen inpalmen en nu ontpopte ze zich als een jong, verstandig vrouwtje, dat hem zeer waarschijnlijk veel beter door had, intuitief, dan hij haar, met al zijn knapheid en talent.
‘Ik ben niet bang voor het onweer’, zei ze, ‘maar voor de stemming in huis. Ik voel dat tante Ina iets heel ergs overkomen is, iets veel ergers dan geheugenverlies of zo. Ze is vast verongelukt... en dat is nog niet alles, maar...’
‘Nu maar?’ vroeg Maarten, toen zij zweeg en met de zoom van haar jurk begon te spelen. Zij bleef zwijgen en haar angst maakte zich ook van hem meester, al kon hij er geen woorden voor vinden en al wilde hij er zich luchthartig aan onttrekken. ‘Zie je geen spoken?’ vroeg hij.
‘O nee’, zei ze, ‘ik weet niet of ik het zeggen mag, maar ik moet er met iemand over praten, anders doe ik iets geks. Ik voel iets naars in huis, ik voelde het al vanaf het ogenblik dat wij hier kwamen. Ik ben misschien niet knap genoeg om precies te zeggen wat het is. Jij zult mij begrijpen, want jij bent schrijver. Ik heb geen verstand van die dingen, maar daarom juist heb ik er toch veel respect voor. Begrijp je me? 't Is zo moeilijk...’
Maarten begreep het niet helemaal. Hij knikte echter begrijpend, want haar ernst had iets, wat hem respect afdwong.
‘Weet je’, vervolgde ze moeizaam’, wij zijn helemaal niet zulke goeie vrienden van tante Ina als 't lijkt. Moeder heeft eigenlijk een vreselijke hekel aan haar, omdat... omdat paps verliefd op tante Ina is. Een poos lang is het heel naar geweest thuis, want wij waren wel goeie vrienden met tante Ina, snap je?’
Maarten deed zijn best het te snappen, maar hij kon zich niet helemaal verzoenen met het beeld van de brave, ouderwets aandoende, enigszins corpulente en verliefde gemeentesecretaris.
Het meisje vertelde verder, met even een schuwe blik terzijde naar Maarten, alsof ze zelf niet begreep, waarom ze een vreemde in vertrouwen had genomen. ‘'t Is bij paps niet wat je een tweede-jeugd-liefde noemt, hoor! Zo is hij helemaal niet. Mams en tante Ina waren al vriendinnen, voor mams trouwde en ik heb gehoord, dat paps wel verliefd was op allebei, maar meer op tante Ina dan op mams. En tante Ina was ook verliefd op paps, maar ze wilde toch niet met hem trouwen, omdat hij niet rijk genoeg was en zij wel. En 't is misschien gemeen dat ik het zeg, maar mams dringt er altijd op aan, dat wij naar tante Ina gaan, om haar te laten