Vierde tooneel.
ERNST, LISETTE.
Gij ziet het, lieve Lisette, dat het wildzang is van het begin tot aan het einde. Die Mijn Heer Damas, dat is je, God beter, een koopman die van toeten noch blazen weet; de suiker is hem zoo vreemd als de thee. Intusschen wil ik zijne Fransche komplimenten met geene onbeleefdheid beantwoorden, en ga hem dus dadelijk bezoeken. Wat u betreft, ik zal hem zeggen dat gij verhinderd zijt. Zie, lieve kind, je begrijpt wel dat het voor een meisje in het geheel niet te pas komt om door zoo een' Brabandschen losbol omhelsd te worden.