Narigt voor den tooneelspeler.
De tooneel-dekoratie moet op eene duidelijke en ongezochte wijze aan eene Fransche kolonie herinneren, en zoodanig gekozen worden, dat de aanschouwer met zijne gedachte bestendig in een vreemd land is.
Ernst moet geen karikatuur wezen, maar een deftig Hollandsch koopman. Men overdrijve dus niet, en houde zich aan de natuur, dat is het beste middel om het publiek te behagen.
Lisette kan gekleed zijn naar den eersten smaak; zij is een meisje van goeden huizen, en dat houde men in alle opzigten in het oog.
Damas is een opgeruimd en luchtig man, even als Ernst, van middelbare jaren. In zijne kleeding kan hij min of meer eenen Franschen Père Noble gelijken. Intusschen vergete men niet dat het geheele voorstel tot den tegenwoordigen tijd behoort.
Cornet kan dus met zeer veel waarschijnlijkheid in een modern reisgewaad voor den dag komen, of wel hij kan voorgesteld worden als een jongman die eene meer luchtige kleeding heeft aangenomen. Men schikke dit naar welgevallen, doch hij mag in geen geval een pronker of een fat zijn. De akteur die deze rol speelt, moet meer nog dan de anderen het publiek op zijne zijde hebben, en zich tot het zelve op eene edele wijze weten te wenden, wanneer hij in het elfde tooneel, over de lijfwacht van den Koning spreekt. Indien hij daaromtrent met oordeel handelt, dan kan hij zeker wezen van eene algemeene toejuiching.
Gregoor moet in alles den Franschman doen zien; met bescheidenheid dient hij een vrolijk en gemakkelijk voorkomen te vereenigen, en in de gesprekken die hij over Nederland voert,