Voorrede.
Het tooneelstukje hetwelk ik thans in druk doe uitgaan, is zoo duidelijk van opschrift, dat het schier geene toelichting noodig heeft. Op den titel reeds staat mijn doel vermeldt, en ik vleije mij, dat hetzelve niet ongevallig zal wezen aan de liefhebbers van het vaderland.
Intusschen zoude het kunnen gebeuren, dat de eene of andere uitdrukking ten kwade werdt opgenomen, of wel dat zich Hollanders door deze, en Brabanders door gene aanmerking vonden te kort gedaan; ik bidde hen derhalve op het karakter der personen te letten, die handelende ingevoerd worden, om hunne redeneringen aan de waarheid te toetsen, vooral om dezelven te vergelijken met het gene dagelijks voorvalt, en het tooneelstukje in zijn geheel te beschouwen.
Zonder iemand te beleedigen heb ik het vooroordeel zoeken aantetoonen dat hier en elders ten aanzien der Noord- en Zuid-Nederlanders bestaat; ik heb beiden trachten optewekken tot