Sinnepoppen
(1949)–Roemer Visscher– Auteursrecht onbekend
[pagina 163]
| |
DIT is een troostelijck besluyt* en opmerckinghe* van alle goede benaude herten, die haer op den Heere vertrouwen, sekerlijck houdende*, dat al wat God den boosen toelaet, om over henluyden te tyranniseren, dattet altemael geschiet tot haren besten, afsnoeyende met het mes van tribulatie*, al de overighe tacken van quade lusten, die de rancken van deughden het sap en voetsel ontrecken souden: met dit woort Non odit tamen. Dat is: Nochtans haet hyse niet. Anders wortter wel by gheset: sic quos diligo. Dat is: Alsoo; die ick liefhebbe ofte beminne. | |
|