Sinnepoppen
(1949)–Roemer Visscher– Auteursrecht onbekend
[pagina 39]
| |
LIEFDE, die tot een goet vreedsamigh huwelijck den wegh bereyt, moet eerst wel overleyt zijn met ouders of ander vrienden*, die verder sien dan de twee amoreuskens doen, die door Venus en Cupido verblindt zijn: het eerste is in't beginsel* met beschaemtheydt ende roode wanghen aen de ouders te versoecken, 'twelck swaer schijnt: het andere gaet licht te wercke, maer breect suer op; want wat Venus bindt (seydt het spreeckwoordt) dat scheydt de kneppel*. Wordt gheleecken by een mes dat recht neerhangende, by het punt ghevat is, schijnt met den eersten seer licht; maer niemandt sal't drie oft vierhondert Roeden verre draghen, of hy sal't laten vallen: soo sal oock de minne die van twee goe lievekens sonder of ane raet bestaen is, swaer en lastigh vallen, als zy voelen, datse niet hebben, niet weten, en niet geleert hebben om de huyshoudinghe te onderhouden; de vrienden ofte ouders latense dryven, als een wrack schip by de wal om, ter tijdt toe datse haer bekeeren, om ghenade bidden, ende om hulpe roepen: diese nimmermeer verkrijgen, of men sietter na om, of zy oock weder haer oude ganghen gaen. | |
|