We brachten Piet in de keuken, waar moeder juist bezig was voor het avondeten te zorgen. Moeder liet eerst Piet uitrusten, want hij was vermoeid en kocht hem toen al zijne paddestoelen af, waarvoor moedertje hem twee blanken guldens in de hand stopte, dat was juist het dubbele van wat hij er voor verlangd had.
Toen gaf ze hem een heerlijk bord warme soep en een stuk brood met worst, en toen moest Piet moeder nog eens alles vertellen, wat wij haar reeds verteld hadden. Terwijl Piet zijn soep opat, wenkte moeder Anna in de provisiekamer, waar ze ook Piets leege mand had gezet en Anna moest haar toen helpen met allerlei goede zaken voor de huishouding als meel, vet, eieren, gort, rijst een stuk spek en een heel groot brood in te pakken. De korf werd op het laatst zoo zwaar, dat Anna die niet meer dragen kon, maar moeder droeg dien zelf in de keuken en reikte die aan den armen man. Piet weende haast van vreugde en wist niet hoe hij zijn dankbaarheid zou uiten.
Ten slotte gaf moedertje hem nog een goed geneesmiddel voor zijne zieke vrouw en wenschte hem beterschap met hare ziekte.
Recht dankbaar en met een vroolijker gezicht dan hij gekomen was, ging hij heen, maar toch hard loopen kon hij niet, want de korf was geducht zwaar.
‘Weet je wat’, riep Lodewijk, ‘ik haal onze sportkar en zet de korf daarop, dan behoeft Piet die zware mand niet te dragen.’ Zoo gezegd, zoo gedaan.
Wij klapten in de handen over dit goede voorstel en moeder gaf ons verlof Piet een eindje naar huis te brengen en beloofde met het avondeten op ons te wachten. Zoo haastten we ons, wat we konden om Piet met onze sportkar in te halen, dat was ook spoedig gedaan, en vlug zetten we den zwaren korf daarop.
Tot aan de linde mochten we Piet brengen, had moeder gezegd, dat was een heel eind en dan was Piet niet meer zoo ver van zijn huisje, wat was hij blij met onze hulp en hoe warm dankte hij ons daarvoor.
De man scheen reeds toen we zeer gelukkig thuiskwamen, gelukkig, omdat we iemand een dienst hadden kunnen bewijzen en ik geloof dat dit wel het allerprettigst is, wat men kan doen, denk jij dat ook niet?