Hermann Hesse: Melodie & Tegenmelodie
Was ik musicus, dan zou ik zonder moeite een tweestemmige melodie kunnen schrijven, een melodie, die uit twee lijnen bestaat, uit twee klank- en toonrijen, die elkaar beantwoorden, elkaar vervolledigen, elkaar bestrijden, elkaar vaststellen, in elk geval echter op elk ogenblik, op elk punt van de lijn in de innigste, meest levendige wisselwerking en wederkerige betrekking staan. En ieder, die muziek kan lezen, zou mijn dubbele melodie kunnen aflezen, en hij zou bij iedere toon steeds de tegentoon, de broeder, de vijand, de tegenvoeter horen en zien.
Nu, en juist dit, deze tweestemmigheid en eeuwig voortschrijdende antithese, deze dubbellijn zou ik met mijn materiaal, met woorden tot uitdrukking willen brengen en ik werk mij er gewond aan, en het gaat niet. Ik probeer het steeds opnieuw, en als er iets mijn werk spanning en kracht verleent, dan is het alleen maar deze intensieve bemoeiing om iets onmogelijks, deze wilde strijd om iets onbereikbaars. Ik zou willen (möchte) vinden een uitdrukking voor de tweeheid, ik zou hoofdstukken en zinnen willen schrijven, waar voortdurend (beständig) melodie en tegenmelodie gelijktijdig zichtbaar zouden zijn, waar voortdurend naast iedere veelkleurigheid (Buntheit) de eenheid, naast iedere scherts de ernst staat. Want uitsluitend daarin bestaat voor mij het leven, in het schommelen tussen deze twee polen, in het heen en weer tussen de beide grondpijlers van de wereld. Voortdurend zou ik met verrukking op de zalige veelkleurigheid van de wereld willen wijzen en er even voortdurend aan willen herinneren, dat aan deze veelkleurigheid een eenheid ten grondslag ligt; voortdurend zou ik willen aantonen dat mooi en lelijk, licht en donker, zonde en heiligheid slechts gedurende éen ogenblik tegenstellingen zijn, en dat zij altijd opnieuw in elkaar overgaan.
Voor mij zijn de hoogste woorden van de mensen die enkele, waarin deze dubbelzinnigheid in magische tekens wordt uitgesproken, die enkele geheimzinnige spreuken en gelijkenissen, waarin de grote wereldtegenstellingen én als noodzaak en als illusie herkend worden. De Chinees Lao Tse heeft meerdere van zulke spreuken gevormd, waarin beide levenspolen voor een bliksemend ogenblik elkaar schijnen te beroeren. Nog edeler en eenvoudiger, nog hartelijker is datzelfde wonder verricht in de vele woorden van Jezus. Ik weet niets zo onthutsend in de