| |
| |
| |
Simon's Speaker's Corner
noemt het weekblad radikaal, ‘weekblad voor socialisme en vrede’, mijn twee-wekelijkse column in 1967.
Ook uit de hier verzamelde stukken blijkt wel dat ik mij van de hoeken der straten laat horen, met mijn stem en persoon aan de weg timmer, gedreven door visionnaire uitgangspunten, die ik als werkelijkheid in dit leven heb leren ervaren. Het leven is het doel zélf - en daarbij de overtuiging, dat het gezonde verstand te eniger tijd zal zegevieren over de dommekrachten, die ons nu nog onderdrukken.
Een opstandig geschrift, laten we dat wel weten. Op alle manieren, die mij ten dienste staan, zal ik medewerken aan het vervangen van de huidige zieke en verrotte samenleving, terwille van het enige alternatief, dat op elk moment aanvaardbaar is: vrede. Ik bevind mij in geen enkel kamp - tenslotte is elk schrijven vrije expressie en zelfverwerkelijking.
Ik besta niet anders dan op dit papier, zolang dit papier houdbaar blijft. En ook ik niets meer dan het enkelspoor van de kosmonaut zwemmend in oeverloos bodemloos niets.
| |
| |
Een spermatozoïde schuilgaand in een kosmisch orgasme, niets dan beweging - en de naglans van schitterende uitbarstingen als letters overblijvend, re-ka-pi-tu-le-rend een vrije associatiedrang, die zich door intuïtie laat leiden, omdat er niets anders waar is dan de eks-tasis, waarbinnen zo weinig mogelijk gezegd wordt om zoveel mogelijk te begrijpen.
Woorden dienen uitsluitend ter vervolmaking. Het woord dient de mens. Op weg naar niet-verbale kommunikatie-technieken baant de ratio, God's maatschaal op aarde, zich in de tussentijd, tussen nu en altijd, een weg van de ene mens naar de andere, en één van de ontelbare mogelijkheden daartoe is voor mij geschapen in de vorm van deze teksten waaronder ik mijn naam zet, om je te vergewissen, om me te verzekeren, om ons te brengen -
niets van horen zeggen, of het moet even zo zwart op wit gedrukt staan als ik het als waar ervaar.
Liever geen onjuistheden, want de dichter die zich niet van de wetenschap bedient, kan nauwelijks waarborgen wat hij te zeggen heeft, naar voren brengt, omhoogtilt - om te bekijken, om aan te ruiken, om te proeven en te betasten. Het ontastbare, het onzichtbare, het onzegbare.
Over de lange adem van de dichter sprekende, gesproken: ik heb zelfs geen tijd gehad in de afgelopen roerige perioden om mij drie weken lang met een lach-en-woede-aanval uit de gebeurtenissen terug te kunnen trekken om er een boek over te schrijven. Ik heb meegedaan aan de gebeurtenissen, zoals ik nog steeds inspiratie pluk uit eigen inhouden, te projekteren op de buitenwereld, vol agressie, vol misverstanden, vol mogelijkheden tot kommunikatie ook - ik zou in geen andere tijd willen leven dan déze, met zijn vele grote ontdekkingen en openbaringen. Elke ontdekking beleef ik wezenlijk, met elke
| |
| |
lichaamsvezel, met elke cel die siddert van verwondering en verwachting.
Kosmische trillingen in '77 voorspelt men mij, een apocalyptische holoclaust in '68, ‘we'll all go together’ zingen de Byrds, en alles wat gebeurt is goed, zelfs de oorlog in Vietnam heeft een reden - de mens uiteindelijk oorlogsmoe te maken, zodat hij de wanhoop het hoogst de redding het meest nabij ervaart.
Zo is het mij en anderen vele anderen gegaan, zo zal het iedereen de een of andere goede dag, in dit leven of elk ander, vergaan.
Verlichting is niet een uitzonderlijke staat, maar de normale. Alleen dienen wij onze grenzen enigszins te verleggen, ons wat meer bewust te worden van datgene wat altijd voor ons is weggelegd gebleven, en nooit gezamenlijk
ter hand genomen. Bewustzijnsverruiming, op hartstochtelijk welke wijze dan ook toegepast - inderdaad is dat kwartier stilte per dag genoeg.
Toegepast mysticisme, zoals door Leary omschreven bij wijze van motto (een der bakens op de weg onderweg) in mijn boek Liefde, uit 1964. Norman Brown noemt het ‘dialectical imagination’, waarbij hij dialektiek omschrijft als: ‘een bewustzijns-aktiviteit die vecht om de grenzente ontduiken die worden opgelegd door de formeellogische wet van de tegenstrijdigheid.’
Het onbewuste bewust maken, onderdrukkingen (repressions) herkennen en vrijmaken: de enige therapie die de mens zelf ter hand kan nemen. Tijdens het ontstaan van deze teksten, waarin de nadruk valt op het jaar 1966 vanwege de produktieve aktualiteit - ook de tijd versnelt! - zijn verschillende belangrijke stromingen te voorschijn gekomen: het toenemend bezig zijn van de wetenschap met hersenen, bewustzijn en geestesgesteldheden, met als gevolg het steeds verder optrekkende besef dat
| |
| |
bewustzijnsverruiming in verband met deze ontwikkelingen voor elk mens absolute noodzaak is, alsmede de voortdurend wisselende verandering waaraan bestaande strukturen onderhevig zijn.
Het is nog niet zo, dat Pentagon en Kremlin wankelen; nog steeds trekt de China-lobby in de Verenigde Staten van Amerika aan de teugels van het buitenlands bewind, en worden gepensioneerde generaals kommissaris bij toeleveringsindustrieën voor de oorlogvoering, nog steeds slaven tienduizenden voor rubber in Liberia, voor bananen in Guatemala, voor diamanten in Zuid-Afrika, voor koper in Chili - datgene, wat men bevrijding noemt, is niet onmiddellijk voor ieder weggelegd.
Het is bovendien het besef van een groeiende verantwoordelijkheid: wie juist uit een put geklommen is, zal anderen de hand willen toereiken.
Please Lord, don't let me be misunderstood
I'm just a soul whose intentions are good.
Het schrijven van deze teksten, bij mij thuis, geschiedde meestal onder invloed van beat. Muziek van nu op teksten van altijd: Let's play the game existence to the end/of the beginning - de Beatles bijvoorbeeld.
Wie dagelijks luistert, kan zich dagelijks verrukken laten door het leven - daar is het voor bedoeld. Niet elke dag kun je naamloos en schuldeloos, als Adam opstaan, je wordt altijd wakker uit een boze droom, en de werkelijkheid is niet wit en roze, rooskleurig of wat dan ook: het is altijd een verschrikkelijke, angstaanjagende werkelijkheid waarmee je wordt gekonfronteerd.
Onze regeerders zijn zeker geen dichters. Onze ambtenaren geen wijze mandarijnen. Onze politie-agenten geen engelen. Onze buren niet altijd vrienden. Onze vrienden niet altijd de echte. Onze werkzaamheden niet altijd voor 100% het algemeen welzijn dienende.
| |
| |
Er wordt ontzettend veel gelapswanst, gehannest, gesuft. Het zou dan ook beter zijn, als wij alleen die mensen aan het werk hadden, die plezier daaraan beleven. De rest zou mogen nietsdoen, maar zover zijn wij nog niet - daar zal eerst het nodige water voor door de rivieren stromen.
Het Manifest van Sheldon Cholst, dat als afsluiting dient van het speciale dubbelnummer van Randstad 11/12, getiteld ‘Manifesten en Manifestaties 1916-1966’ stelt duidelijk voorop (de Konstitutie van de Wereld, met de Verklaring van de Rechten van de Mens): ‘De mens werd niet in de wieg gelegd om te lijden.’ Amendement 7: ‘Laten we geen doekjes winden om deze Humanitaire Konstitutie. Het gaat er niet om, om meer of betere banen of een betere levensstandaard te kreëren. Het gaat erom de mens te geven het Recht Niet Te Hoeven Werken Voor Levensonderhoud.’
et je dis ce que je pense.
Antoine zingt het, en juich ik het hem niet vogelvrij na? Voorwaar, mijn lieve lezers, ik zeg het u:
‘Man issues forth from bodily identification to assume his real form upon attainment of the great illumination. Such a man is best among men. He lives like a king - eating, playing, and enjoying women, possessions, and family, without identification with the body.’ (...) ‘Foolish people think of liberation as something entirely different from the enjoyment of the world; but whatever there is sublime and great which is heard, seen, smelt, eaten, known, and touched, is good all around... The whole drama of the world is to be known as perfectly pure by nature.’
Het is allemaal zo vanzelfsprekend dat elke ‘uitleg’
| |
| |
overbodig zou moeten zijn. Er zitten allerlei samenhangen en verbanden tussen de citaten, die ik als krenten door mijn vlakke en minder vlakke zetsel strooi, het is déel van een grote kompleksiteit die ontwarbaar is. Het levensmysterie is een legpuzzel, die past, en zoals ik Reiser al eerder citeerde: wat ons wacht is een immense programmering. Hoe langer hoe meer mensen voelen zich deelachtig aan deze programmerings-aktiviteiten, die spelenderwijs verricht worden, plaatsvinden door kommunikatie en ontmoeting.
Het kan nooit kwaad (geen kreatief mens, die een ander iets zal ontnemen; hij zal slechts blijven toe-dienen) Reiser's unieke uitspraak uit dat grote boek The Integration of Human Knowledge, waaraan ik bij voortduring refereer (hoewel ik het al een tijdlang, uitgeleend hebbende aan een in m'n geheugen weggezonken figuur, heb moeten missen) nog eens opnieuw onder andermans ogen te brengen; het moet tenslotte iedereen een even groot genot zijn, identieke bemoeienissen te herkennen. Dus:
‘Waarmee wij op dit ogenblik gekonfronteerd worden, is een immens probleem van programmering: een produktie-nummer waarvan deze oude wereld maar zelden getuige was. Te zeggen dat de mens het stuk eerst moet schrijven voordat hij het kan uitvoeren is de essentie niet vatten: hij schrijft het stuk nu, terwijl hij het beleeft, een “psychodrama” zoals Moreno het nooit voorzag. Het is een eenvoudig feit dat de ontknoping slechts kan volgen als het gordijn opgaat voor het volgende bedrijf van het cyklodrama en de mens gedwongen wordt een planetaire betekenis te scheppen teneinde uit te vinden waar het allemaal om gaat.’
Waar het allemaal al niet om gaat! Reiser voorspelt, terecht, dat een en ander niet zonder kleerscheuren zal gebeuren: verstarde instituten zullen verdwijnen, ver- | |
| |
kalken, uitsterven, vergaan - niet zonder dat huidige machthebbers zich zullen verweren en angstigen aan hun angst tenonder gaan. Laten wij dit bij voortduring wél weten: het gaat er niet om dat wij onszelf en anderen zand in de ogen strooien, uiteindelijk begint en eindigt het gehele proces bij onszelf.
In deze revolutie kunnen wij niet volledig betrokken raken, zolang wij nog hechten aan ons lichaam, ons ego, ons eigen kleine bestaan. Wij zullen onszelf, ons eigen zelf moeten leren kennen, met de bedoeling het te overschrijden, zodat wij ons kunnen verheffen boven het eigen rollen-spel, om tot dit gezamenlijke spel van inzet en programmering, bewuste strijd en overleven te komen. Het is en blijft een proces van natuurlijke selektie: the survival of the fittest. Tot dezulken richten zich mijn woorden, met de anderen - hoe gemakkelijk is het niet mij mis te verstaan! - heb ik niets te maken.
| |
Bij de inhoud
New Babylon: preambuul bij een nieuwe wereld. In '63 geschreven en verschenen als tekst bij een bibliofiele album-uitgave, bevattende tien kleuren-litho's van Constant. In een serie Atelierbezoek (1962) had ik Constant's nieuw-babylonische plannen al eens voor televisie gebracht. Ook publiceerde hij op mijn verzoek twee maal een tekst in Randstad, in het tweede nummer: New Babylon, in het achtste: Opkomst en ondergang van de avant-garde, waarin zeer opmerkelijke uitspraken, die velen tot nader begrip voor hedendaagse ontwikkelingen heeft gebracht.
In het vierde nummer van Constant's New Babylon Informatief, een internationale meertalige uitgave, die op de Biennale van Venetië ter gelegenheid van Constant's tentoonstelling in het nederlandse paviljoen werd ver- | |
| |
strekt aan bezoekers, publiceerde ik een engelstalige tekst ‘New Babylon, Here and Now, From All to One’, niet in deze uitgave opgenomen, evenmin als andere teksten die ik het afgelopen jaar (1966) in het engels publiceerde in Residu (Londen), International Times (Londen), de East Village Other (New York) en Klactoveedsedsteen (Heidelberg). Die bewaar ik voor een volgend boekje, of het Grote Vergeetboek, waarin wij allen terecht zullen komen.
Jeugdkriminaliteit is de tekst, die ik voorlas op een persbijeenkomst, belegd door het Nationaal Bureau voor Reclassering, september 1964, onder voorzitterschap van prof. Diepenhorst, met als andere forumleden - die vragen van de pers beantwoordden in verband met de naderende Nationale Reclasseringsdag, gewijd aan ‘het verschijnsel van de groeiende baldadigheid en van de kriminaliteit van de oudere jeugd, de jongere volwassenen’ - de haagse hoofdinspecteur van politie (chef bureau jeugdzaken) W.M. van Andel, de groningse zenuwarts G. Mik, en de vice-president van de utrechtse rechtbank dr M.B. van de Werk.
Ik smaakte het genoegen te zien, hoe mijn tekst tijdens de bijeenkomst werd overgetikt, gestencild en vervolgens uitgereikt - een dubbel genoegen was het, prof. Van Hattum, een grote piet in de reklassering, mijn tekst te zien wegbergen met de opmerking: ‘U hebt mij aan het denken gezet.’
Diepenhorst maakten wij sindsdien minister, en de tekst is volgens mij ruim twee jaar later nog altijd even aktueel. Louis Fréquin, hoofdredakteur van de Gelderlander-pers, toonde zich hogelijk verbaasd, toen ik hem vroeg om honorering: hij had mijn tekst in zijn geheel gepubliceerd, en het leek mij natuurlijk dat hij voor deze bijdrage een vergoeding aan de auteur zou betalen.
| |
| |
Twee teksten over Appel - oktober '64, en juni '65 - een katalogus-inleiding en een tentoonstellingsopening; de laatste sprak ik opnieuw, nu in het duits uit in Bochum, enige maanden later, toen de tentoonstelling aldaar werd gehouden.
Een dag in de bak zegt wat het is. Eén dag uit drie weken; een eerste nacht die ik (met Jan Cremer in de cel ernaast) op het politiebureau Leidseplein doorbracht, beschreef ik in Hoogseizoen ('62) en van de drie dagen die ik in het middeleeuwse celblok op het Amsterdamse Hoofdbureau van Politie doorbracht bleven enkele gedichten over, opgenomen in m'n Eerste Gedichten 1949-'64.
Ook de zes weken in Utrecht (maart-april '65) inspireerden mij; dankzij de vertrouwde aanwezigheid van m'n schrijfmachine bracht ik een verslag uit van een achttal psychedelische ervaringen; deze verbale processen - brandbaar materiaal - heb ik tot op heden niet kunnen uitgeven: de volslagen krankzinnigheid van het huidige gevangenisstelsel heeft mij wel tot diepere inzichten betreffende menselijke vrijheid gebracht, waarvan ik bij voortduring verslag uitbreng - maar ‘fiction’, ‘literatuur’, ‘persoonlijke ervaringen’, ‘Simon Vinkenoog’ zal later komen, als de tijd voor het sprookje daar is. Nu bijvoorbeeld, of nooit. Wat ik wel in het Utrechtse Huis van Bewaring wist te volbrengen; de al jaren in mij rondspokende vertalingen, die ik van Ginsberg's poëzie zou maken. Dát deel van m'n kommunikatieve werkzaamheden verschenen in '66 onder de titel Proef m'n tong in je oor.
Louis-Paul Boon: voor wie zich in een van onze unieke hedendaagse schrijvers interesseert. Het komt niet voor in het boek over Boon, dat de redaktie van Komma samenstelde. Vandaar.
Het Andere Amerika is een van mijn bijdragen aan
| |
| |
Kunst van Nu, het maandblad waarvan ik dezer dagen het overlijdensbericht ontving. Ik maakte en publiceerde hierin o.m. interviews met de dichters Andreus, Claus, Lehmann, Vaandrager, Johnny the Selfkicker, Armando, teksten over De Nieuwe Stijl en de schilder Raveel - maar uit al dit materiaal maakte ik slechts een beperkte keuze.
Oorspronkelijk was het ‘Bericht aan vaders en moeders’ beduidend langer; slechts een inleiding tot een instukken-scheuren van twee sensatie-journalisten; éen ervan, de pad Wilco Bergmans raakte ik nog even zijdelings aan in het daaropvolgende stuk De Mazzel - over een vergeten boekje, een der vele waarmee de amsterdamse aktualiteiten-markt overstroomd is. Ik publiceer het uitsluitend ten behoeve van de anderen, die ooit nog over Amsterdam Anno Nu willen schrijven, in het kielzog van Henk Meier bijvoorbeeld.
Weer wat stukken over beat, die kreatieve muziek voor in & outsiders, alsmede een heet van de naald gestencilde smeekbede, nadat ik voor m'n ogen had meegemaakt hoe vijf agenten een jongen in elkaar sloegen, op de Prinsengracht, 19 maart nog nauwelijks een jaar geleden (het werd van de wallekant gefilmd door Louis van Gasteren). Té gek; de 10e maart was ik ontvlucht (‘escapisme’) uit Amsterdam, omdat ik dat gedoe rond Niks niet hoefde mee te maken (een gouden koets, die op de Noordermarkt zou komen te draaien!), en ik wist niet dat die opening van een foto-tentoonstelling aanleiding tot politie-provokatie zou worden; al weten wij uit internationale studies en aktualiteit nu eenmaal dat gewelddadigheid inherent aan uniformen is. De happening als protest, het totale theater van het leven: je kunt blijven schrijven (wat ik dan ook doe), als je uitgenodigd wordt, of er zelf de behoefte toe voelt.
Voor Provo schreef ik niet alleen het hier gepubliceerde
| |
| |
stuk Beat-bewustzijn, maar ook een afrekening met de parasiet-paparazzo Ab Pruis, en een (door Roel van Duyn gekortwiekt) stuk over lsd. Over dit belangrijke onderwerp maar éen artikel in dit boek; de andere bewaar ik voor een geschrift dat uitsluitend over psychedelica zal handelen; ik schreef onlangs een inleiding bij een door mij samengesteld nummer van Maatstaf over Love Special Delivery, dat verschenen is als u dit leest.
Aan de konferentie Schuld en samenleving, waar ook prof. Belinfante en de rijkspolitie-kaptein Frakke spraken - de laatste onthulde dat er in Nederland geen ethiek-kode voor de politie bestaat, maar ondertussen schijnt het dat men zich daar bij de politie-opleiding zelf ook zorgen over maakt - heb ik veel begrip te danken; een proeve van geslaagde kommunikatie, die nog steeds doorwerkt.
Dat Vietnam-betogingen niet altijd even geweldloos verliepen, het ligt niet aan mij, en jou, begripvolle lezer; het gedicht dat ik na afloop van de tweede Vietnam-maandmars voorlas in het Vondelpark bevindt zich ondertussen op de grammofoonplaat, die ik maakte Liefhebben, zien en proeven, een lp, misschien ook nog wel eens in de boekhandel verkrijgbaar. (Iramac-label)
Teach-ins over van alles en nog wat, waarom dus niet over de happening? Een der objekten door Hans Mol's Ludiek Laboratorium in Maastricht ter hand genomen, een kommunikatief ontmoeten waaraan o.m. deelnamen: de fraktievoorzitter van de pvda in de maastrichtse gemeenteraad, de heer F. van Thor, Mr L. Brantjes, kinderrechter, Mr. L. van Uden, advocaat-procureur, beiden uit Maastricht, Dr. H. Litjens, pr., socioloog en Rob Stolk, provo, met als gespreksleider Fred van Leeuwen van de Radio-omroep Zuid.
De provo's, en speciaal de uitlatingen van burgemees- | |
| |
ter Van Hall in de Amsterdamse Gemeenteraad waren de aanleiding voor een cri de coeur over Amsterdam, een stad om feest te vieren - waarop enkele eksperimentele ontmoetingen zijn gevolgd, in het Comité van het Jordaan-festival, waardoor wij de gelegenheid kregen de Noorderkerk tien dagen lang te vullen met beeldende kunst en het gesproken en gezongen woord, alsmede een uitnodiging te komen kennis maken met de amsterdamse dekanale oekumenische adviesraad, waaruit weer andere ontmoetingen groeiden, o.m. met ds Van Asperen van de Park-kerkgemeente, waaruit op 9, 10 en 11 december '66 enkele aktiviteiten rond de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens voortvloeiden.
Het engagement en ik; Gehoorzaam aan de eigen vrede - zo vanzelfsprekend als al het andere. De ontmoeting met Dylan: de godganselijke dag hadden wij getracht hem in Londen te spreken te krijgen, belegerden zijn hotel en kleedkamer, misten hem op een party, maar het konsert zelf was van het allergrootste belang, en het nieuws - korte tijd daarna - van zijn ongeluk met de motor kwam niet onvoorbereid...
Over Vietnam, en de dichter dichter bij de mens: diverse aktualiteiten, waarin wij begrepen liggen. Ook de intiemere ontmoeting met de dichter via de literaire pagina's van Podium geeft een dimensie aan de poëtische ontmoetingen der laatste tijd, terwijl het stuk over sigma werd geschreven voor Rondo, het blad van Jeugd en muziek, een amsterdamse organisatie die met de Pro-avonden belangrijk vrijdagavondwerk verricht.
De mens in de rechtspraak - dat was weer zo'n unieke ontmoeting, waarbij ik enkele blaadjes en boekjes uit mijn tas in de pauze te voorschijn toverde: zovelen die niets dan hun eigen kranten, en vakorganen, lezen!
Heb ik de reklamemensen bereikt, heb ik wat China
| |
| |
betreft een ander beeld kunnen opbouwen? Het laatste stuk werd geweigerd door twee weekbladen (Vrij Nederland, en De Nieuwe Linie) voordat Podium mij opnieuw gastvrij onderdak verschafte, en ik het hier met graagte opnieuw onder andermans ogen breng. Niets zo belangrijk alles even belangrijk! - als de chinese ontwikkeling, waarbij weer telkens opnieuw het feit onder ogen gezien dient te worden, dat onze blik altijd beperkt blijft, aangezien wij te weinig van die enorme evolutie kennen, ervaren en dus kunnen beoordelen - waar men al te gauw toe komt.
Ondertussen wil men wel van mij aannemen dat deze keuze, hoe uiteenlopend de verschillende aanleidingen ook, beperkt is: zoveel mogelijk houd ik mij met alles onder de zon bezig - het schenkt tenslotte de meeste voldoening. Harmonie is slechts dan bereikbaar, wanneer niets onbekend, alles even vertrouwden vanzelfsprekend is.
Alles wat gebeurt even belangrijk: niets in de wereld zonder reden plaatsvindende, de evolutie houdt in zich een voortdurende Brown'se beweging. Laat je bewegen, laat je veranderen, laat je meeslepen, laat je gaan (in jezelf, in alles) en je zult het geluk vinden. Het is voor je weggelegd, het is je reden van bestaan.
De mens is niet om te lijden in de wieg gelegd.
Hoe maken wij een einde aan het menselijk lijden?
Er is geen eind, er is slechts een begin. Daarmee houden wij ons nu bezig, dat is onderdeel van die programmering, die ik ook aantref in een tekst ‘De mens en zijn toekomst’ van Dr. J.M. de Jong, rektor van het Theologisch Seminarium der Nederlandse Hervormde Kerk, waar hij schrijft:
‘Te diep zijn in het verleden de sporen gegraven van een individualistische, een statische en een wereld-mijdende christelijke moraal. Te kort is het nog dat de men- | |
| |
selijke verantwoordelijkheid voor de gestalte der toekomst in hoofd en hart begint door te dringen. Te onduidelijk is nog voor velen dat Gods hand in de natuur de méns is in zijn kunnen en kennen. Te weinig hebben wij nog door dat ethische beslissingen niet meer mogelijk zijn zonder deugdelijke informatie over de situatie, de situatie waargenomen met het oog op de toekomst. Te zeer is nog het eeuwig heil een kwiëtief in plaats van een motief, een onzeker en bedreigd perspektief voor de enkeling in plaats van de horizon voor al het geschapene. (...) Willen wij nog iets anders of iets meer? Toch wel! Bv. een bredere en meer ondubbelzinnige kennisname van de huidige menselijke bestaanservaring, in het bijzonder onder de gezichtspunten van “Geschichtlichkeit,” evolutie, techniek; bv. een duidelijker besef dat de menselijke geschiedenis zich vermoedelijk eerder in haar eerste begin dan in haar eindfase bevindt, hoe apokalyptisch ons soms ook de toenemende spanningen en versnellingen van tempo aandoen; bv. een opener oog voor de zich sterk wijzigende verhouding tussen mens en natuurwerkelijkheid, tussen de mens en zijn historisch lot. (...) Waar de toekomst overwicht heeft op het heden worden dingen waar, die per se niet waar zijn, waar het verleden aan dat heden hangt.’
Of, zoals iemand het gisteravond weer eens opnieuw uitdrukte: als je met je rug naar de zon gaat staan, heb je een schaduw, sta je met je gezicht naar de zon, dan heb je geen schaduw.
Laat je schaduw vallen. Ontdoe je van gisteren. Leef, hier en nu, met een open oog op de toekomst gericht. Je bent vogelvrij: niets of niemand weerhoudt je. Vrede zij met je.
Amsterdam, Noordermarkt 13, eind januari 1967.
|
|