Wat weet de Adenauer, zo dicht bij het einde van dit zijn bestaan, zich nog te herinneren van die vroege dagen, dat hij zelf nog jong was - zo jong als de KINKS bijvoorbeeld, die mij (en nog enkele honderdduizenden), uitnodigden om op straat te dansen, ongeveer een jaar geleden?
Zo'n geteisterde man, aan zijn rust toe, aan zichzelf toe - en hij houdt zich nog met politiek bezig alsof het een levenslang spelletje is, waartoe je levenslang veroordeeld bent, zodat je niet meer weet dat je op een ándere manier kunt leven.
Zó blind voor de toekomst, dat poppetje in mijn kastje, dat het leven alleen maar zien kan in de kontekst van gevaar, en dus zélf zo ontzettend gevaarlijk is - wij willen het niet meer horen.
En we hoeven het niet langer te horen, want al die ouderen, die nog denken vanuit de koude oorlogs-mentaliteit van de jaren 1950, kunnen wij gevoeglijk afzweren: we zullen het zònder hen doen. Dié mensen zijn het, die je moet wantrouwen omdat ze zélf nog dat wantrouwen hebben overgehouden. Van een Bevrijding anno 1945, die niets dan illusies gaf omdat alle verouderde leefpatronen werden ‘gerestaureerd.’
Een neurose, die tot op vandaag door is blijven bestaan: angst, en haat, en onvrede, een wanhoop en uitzichtsloosheid die ELK MENS KENT als persoonlijke krisis, maar van waaruit hij hoort te groeien tot objektieve en positieve volwassenheid. Deze mensen, zo gevaarlijk in hun verstoorde relaties met de natuurlijke buitenwereid, weten niet dat zij ONVOLWASSEN zijn gebleven in hun zogenaamde ‘volwassen’ wereld van regelingen en dienstvoorschriften, verbodsbepalingen en de dierbare leerboek-