naschrift
Einde eerste konfrontatie. Genoeg ruimte (één lichaam met een nieuw naambord aan de deur geschroefd) en alle tijd. Nu is de tijd. Alles zit erin; het gaat erom alles eruit te halen. Een konfrontatie van binnenuit, ik bouw mee aan nieuwe spel-situaties. Alleen in de overgave ligt de toekomst: het onverwachte, het onvergankelijk ware. De vogel is nog niet uit zijn ei gekropen, hij tikt tegen de laatste schalen - Prometheus draagt Phoenix een taak over. Blijf stelen van de goden: leven (biochemici: nog tien jaar?). Leg de weg af, die van jou is - zeg ik tot mezelf, want ik heb voor niemand anders geschreven.
Ik ben er bij om het zelf te kennen, dit zijn de uren waarop vrienden samenkomen vanwege het herkennen: het zijn getekenden. In het gezelschap van goede vrienden als Hermann Hesse: ‘Buiten was de “werkelijkheid”, buiten waren straten en huizen, mensen en inrichtingen, bibliotheken en studiezalen - maar hierbinnen was liefde en gevoel, hier leefde het sprookje en de droom. En toch leefden wij in het geheel niet van de wereld afgesloten, wij leefden in gedachten en gesprekken vaak midden in de wereld, slechts op een ander veld. Wij waren van het merendeel der mensen niet door grenzen gescheiden, maar slechts door een andere manier van zien. Onze opgave was, in de wereld een eiland te verbeelden, misschien een voorbeeld, in elk geval te leven als de aankondiging van een andere mogelijkheid.’
Demian, Siddharta, vriend en gids - ook van Huub, en zijns-gelijken. Een volmaakte machine is de mens, zijn lichaam is een volmaakt werktuig en zijn geest - die zijn wereld schept - kent geen grenzen. De nieuwe dimensie heeft geen enkele grens. Het is een zuiver persoonlijke wetenschap, die ik graag kontroleer aan de hand van de werkelijkheid. Ik heb het nimmer beschaamd gezien. Ik denk straight. Ik funktioneer zoveel ik kan. Vergeef me mijn lapses: ik vecht tegen de onvolmaaktheid, als tegen het grootste kwaad. Goed en kwaad - mocht ik er mij om hebben bekommerd, haal dan nu de schouders op: àlles is goed. Maar lig je dan toch door je geweten geplaagd, stel je de vraag waarvan het antwoord alleen bij jou ligt: ‘Wat kan ik eraan doen?’ En laat je niet, Simon, door vooroordelen leiden: wie goed doet, goed ontmoet. Er zijn geen andere spelregels. Je kunt de werkelijkheid