terug naar de goede vrijdag de 27e maart 1964
[de eenendertigste dag]
en reutelen en rennen en springen en kruipen en schoppen en krijsen en hijgen en rochelen en roepen en
niets menselijks is mij vreemd. Ik ervaar wat ik onderga, nu, na weer 70 dagen (play-back op 9 juni) in de latihan, als nu, opnieuw.
Associeer Reineke met rein, trembling and chaste, huiverend en kuis, trillend en rein - het zijn goede woorden. Rein is de volmaakte liefde. Dit ogenblik duurt niet, het bestaat, ik heb het met kracht geladen, schroei een brandgat in de eeuwigheid het is sinds lang vergeten ik spreek niet van korte of lange duur, ik raak de termen kwijt.
*
Zal ik ooit nog kunnen schrijven? ‘Woorden helen.’
*
Ik ben ook maar 'n glazenwasser. (Play-back half uur later - ik herlees een gedicht, dit:)
*
Ik weet het: Reineke is mijn laatste liefde.
Mijn eerste liefde; zij is de Enige.
Ik heb mijzelf zoveel liefgehad.
Ik heb mijn ijdelheden lief. Neem ze mij af.
Er staat nog zoveel naam in dit woord.
Zoveel niet uit de eerste hand gehoord.