Ik leer geloven in eenvoudige woorden. Ik heb ze niet uit voorraad voorradig. Ieder zal zelf moeten vinden. Als hij maar zoekt. zoek!
(Eén eeuwigheid is alles niets behalve mijn tikkende aanwezigheid, aanslagen op mijn netvlies, gehoortrommels en dit, een hoofdpijn links boven achterwaarts mijn rechteroog, een soort derde oog dat naar binnen en naar buiten tegelijk uitschuift, een kaleidoskoop met niets dan uiteinden. Kijkgaten.)
‘Uiteenzettingen moeten worden gezien als aanwijzingen voor verder onderzoek en niet als officiële uitspraken.’
*
Het smeltpunt der wegen; hetzelfde kruispunt, andere middelen. Dit is niet mijn intuïtie maar van de automaat die voor zijn machine van het onbekende praat, in het bewustzijn geboren, openbaar gemaakt, bewust, vol liefde.
Dit is om te beginnen geen journalistiek, omdat het niet wordt toegepast maar toepassing vraagt. Zoals ik moet leren aanpassen: in oprechtheid, met geduld, in onderwerping en vertrouwen.
*
Nog blaas ik hoog van de toren. Nog konstrueer ik vragen en problemen. Ik durf schrijven van problemen van groot belang. Het gaat om mensenlevens, om de wereldvrede, om de redding. Ik trap tegen een Heilig Huis, ik ben het evenaren. Ik verkondig een boodschap.
*
Leef, zeg ik, leef. Leef er goed van; neuk, zeg ik, neuk. Geen tijd meer voor ‘vieze woorden’, tijd dringt voor schone daden. Ik was mijn onschuldig water in je handen, ik ben een mens, volmaakt onvolledig, deel van een geheel.
*
Om dit leven te bereiken moet de mens zich onderwerpen aan het hoogste in hemzelf: de goddelijke impuls, die zowel aan het begin van de schepping als aan het einde van de tijd staat. Ik citeer ten dele een brochure, ik ben een truth-mixer. Ik drink