Liefde. Zeventig dagen op ooghoogte
(1965)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermdzaterdag 21 maart 1964
| |
[pagina 186]
| |
dat het AH niet wilde publiceren. Ik gaf het daarna aan Smedts van Vrij Nederland, die het liet zetten maar het ter inzage gaf aan zijn medische medewerker Vinke (m.m.), voordat hij het wilde afdrukken. De m.m. keurde publikatie af, voorzag m'n stuk van driftige aantekeningen, en VN kon niet veel anders doen dan het oordeel van zijn m.m. te laten prevaleren boven mijn status van i.m. (incidenteel medewerker). Ik overwoog een polemisch antwoord in Podium; het stuk dat Smedts me in de vorm van drukproef-met-marginale-aantekeningen gaf liet ik onmiddellijk fotokopiëren alsvorens het terug te geven. Ik had zonder veel moeite de opmerkingen van de m.m., een ‘objektieve buitenstaander’, diens agressieve uitroeptekens, diens afreagerende hanepoten kunnen exposeren, maar het is er niet van gekomen. Ik heb de fotokopie trouwens uitgeleend, en ik weet niet aan wie. Het historisch belang, waaraan Huub (pop) zoveel waarde hecht, eist dat het bewaard blijft, m'n stuk schreef ik opnieuw, en publiceerde het in Podium, nadat Smedts het als ‘onbegrijpelijk’ niet voor publikatie in zijn weekblad geschikt achtte (proeve van kommunikatie, augustus/september 1963, Podium). De i.m. aan wie op dit ogenblik gehoor wordt geschonken, is ook op andere wijze de i.m., de ingezonden mededeling die gelezen wordt zonder dat men beseft dat men met een advertentie te doen heeft. Ja, ik bedrijf incidentele reklame, voor een uniek produkt: mezelf. Hoe volmaakt zouden de mensen kunnen zijn, als ze hun uniek-zijn beseften, wisten waar te maken. Zichzelf te zijn, zonder aandacht voor anderen, die hen kleineren en een plaats geven. Het is niet duidelijker te maken dan door het instinktieve weten: de mens is volmaakt geschapen. Hij kan het allemaal bereiken. Drs. T.B., die ik intussen had leren kennen, wordt voorzien van mescaline: hij werd een goede kenner, een vriend. De professoren-zoon, die theologie, Nederlands en etnologie (of antropologie) studeerde, met interesse voor alle fads & fallacies, weet van kijkdozen en andere spelen, voorziet me van boeken en citaten, ziet m'n Arcadia-uitgave zoals ik die zelf zie: als een produkt van pop-wetenschap, waar maar waar, antiwetenschappelijk van methodiek, als empirisch ervaren (maar ook dat schijnt alweer een besmet woord), en vannacht heeft hij | |
[pagina 187]
| |
over die a.s. pop-wetenschap, die hij dmv. een boek wil beschrijven, notities op papier gezet, die overeenkomen met het intuïtieve idee van waaruit deze pagina's worden geschreven. Tegenover Ralph & Phil - met wie hij veel gesprekken had - heeft hij zich agnostikus genoemd, de pop-religie die de mijne is kan hij niet als pop dwz. high, ervaren. Hij weet overigens wat de drie maanden wachttijd voor Subud voor mij inhouden, waarom ik wacht tot het ogenblik dat wachten mij niet meer tegen de borst stuit. Het jaar 1963: de ervaringen, die ik pas nu kan verwoorden - hoe inkoherent en tastend... Maja beschreef het ‘openen’ als een vreemd ervaren, waaraan zij geen deel kon nemen, volgens Adriaan duurt het zeven à negen jaren voordat een gezuiverde persoonlijkheid gevormd is. Met de stoomkursus van de vertaling doorloop ik jaren ineens, Christenen worden m'n broeders. De initiatieperiode lijkt mij onoverkomelijk: nog steeds erken ik mijzelf niet als mens onder mensen, zie mij soms hoger en meer uitverkoren dan de ingewijden. Of is het angst voor mezelf? Sta ik over drie maanden niet beschroomd tegenover een ingewijde, om te zeggen: ‘Ik heb de sleutel verloren?’ Twijfel noemt zich tijdnood, onmogelijk, waarom ik? Tijdnood vreet aan dit boek, als een houtworm aan houthoudend. De 6000 gemikrofilmde jaren geschieden ineens, met de tijd van de buitenwereld kan ik maar met moeite rekening houden, ik ben pop & schep mijn eigen tijd, die van het dagelijks (mescaline) wonder: 85% van de herseninhoud wordt gevormd door de ogen, maar 90% van de hersenen wordt niet gebruikt. Fysiologie, te hulp. Muziek: te wapen. Wetenschap: kom nader. T.B. heeft in Brussel de pop-artiest Marcel Broothaers ontmoet, maker van pop-poëzie en pop-plastieken. Hij heeft hem gesproken over het Atomium, het meest unieke voorbeeld van pop-art, aanschouwelijker onderwijs dan de - toch als kunst geëtaleerde - gipsen hamburger-sandwiches van Claes Oldenburg, twee meter breed en hoog, tentoongesteld in kunst(!)-zalen. Pop is geen art, pop is pop is pop, als de mansgrote aardbei op de weg Gent-Lille tijdens de aardbeienfeesten. Pop isoleert als Armando, pop vergroot (zie boven), pop kiest - de werkelijkheid, als Robert Jasper's tot kollage verwerkte kankerdromen. | |
[pagina 188]
| |
Een happening is pop-toneel; de a-dynamici of sin-dynamici, alle labielen en mobielen zijn pop, alles wat beweegt is pop, pop-talk, buurman van de shop-talk is het spreken van de ekstatische eksteten. Pop art is het werk met de psychedelische blik; kijk maar; kies maar, zodra je het ziet is het kunst, als je het oppakt en voor een ogenblik tentoonstelt: honger, een grammofoonplaat - zo groot als de kamer, en wij maar draaien op een draaitoneel, als de naald over ons strijkt geven wij geluid, wij draaien tot het einde, het perpetuum mobile van Rob Peters, en verder dan het einde, tot in het uitdijend heelal bevolkt door de dode zielen: pop is goddelijke inspiratie. Het schrijven is Drs. T.B. een probleem: ‘Je bedoelt, dat ik maar gewoon hoef te gaan zitten? O, nu begrijp ik het! Ik dacht dat de messages van Ralph & Phil ergens anders vandaan kwamen! Ze kwamen uit zichzelf? Zo schrijf jij óók je boek?’ Hij geloofde me nauwelijks, hij heeft geen haast, vertrouwde hij, de pop-scientist, me bij het afscheidnemen toe, mij de popschrijver die zich spoedde naar dit pop-boek, dat hij op de pop-markt wil werpen, te midden van andere mandarijnen tronend op zijn pop-troon, popkoning in een land van poppen. Jack in Levenland, waar niet langer de poppenmaker de Bedrieger, maar de Ene is. Wij maakten een pop-scene, pop seen vanuit het pop-lichaam, in de kijk-doos, de spelen waarin ik met sleutelgeld smijt, alimentaties en andere borgtochten stort, advokaten en getuigen-deskundigen honoreer. De ‘deskundige’ is geen deelnemer, maar getuige. Hij weet niet hoe het bloed klopt, maar hij weet hoe het hoort te kloppen, hij hoort het niet in eigen oren, maar heeft het van horen-zeggen, hij staat te rechtop voor pop, de theorie van Huub is pop tot in het absurde doorleefd, vermenigvuldigd. Huub schenkt gehoor aan de pop, troont die mee in een wereld van wanten, toeten en blazen, zich verbazend dat de anderen de pop niet meebeleven. Omdat de anderen de pop-adem nog niet is ingeblazen, pop komt van binnenuit (het verlangen naar een ander beleven), vanuit Klee, de Douanier Rousseau, en ook vanuit de zakelijke en weloverwogen ogen van de Rotterdammer (accent, nieuwe uitgave): ‘Ik denk na, omdat ik het ook zakelijk wel zie zitten, ja. Het is een verantwoorde uitgave, geld dat ik aan het denken uitgeef, centen die rendement opbrengen. Ik zie | |
[pagina 189]
| |
de dingen duidelijker, ben more involved with mankind. Ik zie meer, met andere ogen, meer relaxed, bewuster; de emoties voor schijnbewegingen kan ik achterwege laten; ik heb een groter realiteitsbewustzijn. Omdat ik meer praktisch gericht ben, ben ik meer geïnteresseerd in het doel dan in de middelen; het middel is je jeugd, je ambities... ik houd meer het doel in 't oog.’ Zie ik meer dan de woorden die mij gezegd worden? ‘Ik heb nu een scooter en de achting van het hele personeel,’ zegt degeen die zijn cursus gevolgd heeft (‘vijf schriftelijke cursussen, met frisse foto's, onthullende levensbeschrijvingen en handtekeningen van de betreffende leraren!’). De foto's zijn nog (als bij Cremer) de eigen glorie, als de lanterna magica van Willem, die meespeelt. In m'n jeugd kostte het kijken door een kijkdoos een cent; het is nog goedkoper geworden, ‘the best things in life are free’ zingen de Beatles, de gospel-singers van vandaag, het leven is helemaal gratis. Doe je ogen dicht (als je in de zon gekeken hebt, zie je naderhand bv. de prachtigste schilderijen tegen je netvlies, een eigen ekspositie, helemaal van jezelf), of laat ze open, leer kijken - ieder mens een gebeuren, een unieke happening, in ieder schuilt een eenzame vernissage: zelf te openen, voor gebruik. Ga rond tussen de kijkdozen, wees de mooiste en meest volmaakte, het grootste wonder schuilt in het niets, dat van alle-dag is. Benodigdheden: een schoenendoos, het leven dat je wordt gegeven, wat rood papier (de liefde, die in je ligt om wakkergeschud te worden), knip een gat van boven (het uitzicht) en vul het op met watten: een sneeuwlandschap, een galerie van portretten. De boze of zonnige uitspraken van je buurman, een kind, herkauw eens wat volkswijsheid, maak er 'n grapje mee. Wees het kind, dat met niets kan spelen, hoed je voor verveling, het passieve ondergaan (van t.v., werk, huwelijk) - máák er iets van, maak het méé. Laat naar je kijken, sta voor iedereen open. De deur van het nieuwe huis van Adriaan staat open: ‘Voor die mensen zijn we een kijkdoos.’ Ja, de smalle Amsterdamse huizen zijn kijkdozen, de volksbuurten een en al kijkdoos (met geluid: woorden, daden, gaan we samen bruiloft vieren, Cimeroni), de nieuwe flats in de voorsteden, kijk naar binnen, een opgestapelde verzameling kijkdozen. Als je vanuit Den Haag, Haarlem de hoofdstad binnen- | |
[pagina 190]
| |
kijkt: ontroering hoor je te voelen, het zijn mensen die daar wonen in die kijkdozen, ze leven in die keukentjes, pop-kunstenaars in hun poppehuisjes. Ieder huis zijn hemeltje, iedere trap zijn leuning, ieder ding zijn pop-werkelijkheid. Op de pop-scene, het boek, de boeken die nog geschreven worden, magisch theater ‘nur für Verrückte’, elke vertaling van elk gevoel van liefde, elk ervaren, elke travesti en metamorfose, elke reklamekreet, een onmiddellijk op de wereld betrokken gebeuren: getapt, bezongen, gevormd en vormeloos, waar en onnadrukkelijk. Het is me gegund geworden, ik kijk van binnen naar buiten en van buiten naar binnen, ik heb ogen te over, iedereen mag meekijken, ik kan inhaleren en mijn adem weer laten ontsnappen, elke teug een even grote verrukking: kommunicerend op elk niveau. De souvenirbeurs in Utrecht, waarvan ik verslag uitbracht in Kunst van Nu: een enorme tentoonstelling van pop-art: de musicerende kikkers, de schelpen, bootjes, asbakken, kandelabers, poppen, souvenirs, tegels, koppen en schotels, wandborden, lepeltjes, autootjes, pop tussen de regels, kijken, weten. Mijn stuk in De Vlaamse Linie (van 24/1-1964) een topvoorbeeld, flop of pop, van een eksemplarisch woordenspel, dat kritiek wordt genoemd. Hier: eigen achtergronden, een recent gedicht geanalyseerd, een spelen met identiteiten? Photomaton is pop-fotografie. Doe het zelf.
Photomaton
Voor C.B.V. e.v.a.
Zo'n foto is nooit weg,
en ze kosten maar vier voor een gulden
Kijk, het lijkt (na drie minuten)
en we staan er nog op, ook.
Omgekeerd natuurlijk, ik zat links
en op de foto's zit ik rechts.
We zijn bruiner
dan in werkelijkheid,
en de schaafwond op mijn neus
blitst overdreven.
| |
[pagina 191]
| |
Links voorop, dat ben jij.
Ik kan nog niet zó goed wijs uit wat ik zie,
o.a. een blikkerbril met donker glas
en een baard met een snor boven regenjas.
Wij kijken voorop, jij bovendien opzij -
jij hebt de twee andere.
Ik lach, jij kijkt.
Zo'n foto is nooit weg, tenslotte
en wat is de moeilijkheid? Kleingeld,
ooghoogte, de keuze uit witte achtergrond
of donker gordijn. Kijken of het lijkt.
Dit gedicht Photomaton van mijn hand, heeft als aanleiding en onderwerp een dier instellingen in de moderne maatschappij, die het individu nog instaat stellen zichzelf te herkennen, zij het via een geautomatiseerde elektronische omweg. Men neemt, alleen, met zijn tweeën of met nog meerderen (ik heb wel foto's gezien van vijf personen) plaats voor een spiegel in een kleine kabine op een kruk die men al naar wens hoger of lager kan draaien, vervolgens kiest men: een witte achtergrond (de muur van de kabine) of een donkergroen gordijn, dat men achter zich heen kan dichtschuiven, men kijkt recht voor zich uit - het beeld in de spiegel wordt direct spiegelbeeld - en doet een geldstuk in de daartoe bestemde gleuf: een gulden in Nederland, een 20-frankstuk in België. In enkele daaropvolgende tientallen sekonden blitst vier keer achtereen een groot elektronisch oog en vereeuwigd zijn de personen (is de persoon) die plaats hebben (heeft) genomen in de Photomaton, mijn gedicht, ook wel Photo-shot genaamd, hoewel niets van doen met andere shots. Het gedicht ontluisterd, als vrije-tijdsbesteding hierboven aangegeven: Zo'n foto is nooit weg - de foto kan gebruikt worden, voor verzamelingen, voor publicitaire doeleinden, om de persoon te onthouden of te beschrijven met wie je het camera-oog deelt (de geliefde, enkele gelovigen of, zoals hier een vriend: Cornelis Bastiaan Vaandrager) of om een kwartetspel mee op te bouwen. En ze kosten maar vier voor een gulden - een miniem bedrag om (a) de eeuwigheid mee te verwerven, of (b) de herinnering aan het bizondere hoge ogenblik in leven te houden. | |
[pagina 192]
| |
Kijk, zeg ik tegen de lezers en andere geïnteresseerden (e.v.a. in de opdracht: en vele anderen), het lijkt (na drie minuten) - wachten op ontwikkelen en afdrukken - en we staan er nog op, ook. Alsof het fotograferen een wonder is, wàt het inderdaad is. Omgekeerd natuurlijk, ik zat links en op de foto's zit ik rechts. Deze vanzelfsprekende constatering van een spiegelbeeldfeit wordt gevolgd door een aantal descriptieve ogenblikken: We zijn bruiner dan in werkelijkheid, en de schaafwond op mijn neus blitst overdreven; regels die zowel slaan op het lichtelijk bruingetinte fotopapier, als op de verscherpte belichting. De volgende strofe, althans de vijf regels van Links tot en met opzij - bevatten naast simpel-aandoende aanduidingen weer enige persoonlijke argumenten: het niet wijs kunnen worden (manco intussen opgeheven) en de registratie van de blikkerbril van de baard- en snordragende Vaandrager,Ga naar voetnoot† die behalve naar het objectief - voorop - bovendien opzij kijkt (naar mij, die naast hem op de kruk zit), en in werkelijkheid bovendien omhoog, wat ik niet de moeite van het noteren waard achtte. Jij hebt de twee andere - de uitlating heeft betrekking op de twee foto's die ieder meeneemt van de vier, die in totaal uit het apparaat komen; welk een strijd soms om de twee bestgelukte, mooistweergevende, meestgeslaagde te bemachtigen! Ik lach, jij kijkt. Ik, Simon Vinkenoog, ben een gezond en gelukkig mens, ik heb alle redenen om te noteren ik lach, alles kan gebeuren en alles is even goed, ik beheers het schrijverschap, dat nog maakt dat jij (C.B.V. e.v.a.) kijkt. Het is alsof ik de strijd on dit schrijversschap in het gedicht zelf tot uiting breng, want onmiddellijk (een groot deel van mijn huidige poëzie ontstaat spontaan, improviseren, zonder correctie van het bewustzijn) neemt het gedicht een defensieve, bijkans verontschuldigende toon aan: Zo'n foto is nooit weg, tenslotte en wat is de moeilijkheid? herhaal ik de beginregel ter verduidelijking, aangevuld met een retorische vraag over een onderwerp waarvan nog niet eerder in het gevoelloze gedicht sprake is geweest: moeilijkheid, moeite, pijn, ongemak. Kleingeld, begin ik de rudimenten van een metafysisch antwoord: | |
[pagina 193]
| |
ooghoogte (‘as high as my eye’ zegt de Amerikaanse dichter Fred McWeed), de keuze uit witte achtergrond of donker gordijn: de belangrijke keuze in dit leven tussen het licht en het duister; van de wereld en de ziel. Kijken of het lijkt. Uiting van een persoonlijk religieus besef, dat niet eerder tot uitdrukking is gebracht, op deze wijze, in de poëzie van Simon Vinkenoog
Dat het gedicht tevens een parodie is op de in Nederland heersende Gard Sivik poëziemode - zulks weten alleen hipsters. (10 december 1963)
*
Het antwoord hoeft niet in je knutselhoekje te liggen, in de door Drs. T.B. voorgestelde werkschema's, grafieken, statistieken, uitvouwbare Spoerri-pagina's en andere notaties (Lehmann: muzikaal), het ligt in de eigen wijze van openbaren. Het is een filigrainwerk van hoge draden, een beschermend fluïdum, dat de mens leidt, laat gaan, hem de kracht van Simson geeft, alleen: er is geen dak boven de tempel, de wereld openbaart zichzelf, alles omverwerpend wat bestaat en gefikseerdaanwezig, statisch-zichzelf bedriegt. Michaux, Nirwana, beweging, dimensie, diepte, hoogte. Jos de Gruyter ervaart niet Mondriaans verlangen naar het absoluut-statische, Burroughs (tegen Ira): ‘The only music I listen to is static.’ Ja, het ruist in het onhoorbare, het is aanwezig als het afwezige wordt aanvaard, het is een ritme dat tussen gebaren en bewegingen, beklede of naakte ledematen funktioneert, vergist, tast, zoekt, houvast zoekend beweegt; op zoek naar een eeuwigdurig bewegen. In elk bewegen een exakt, overdacht, monumentaal onmiddellijk, juist kommuniceren. Het wordt opeens stil: luister niet, de aarde vergaat en zelfs de onhoorbare whimper is onhoorbaar vermenigvuldigd slechts van binnen te beluisteren. In dat wat de ogen ervaren, de hersenen zien en het ‘stille spreken en zien’ dat George denken noemt, te bemachtigen. Het eenmaal beleefde, gevormde is niet door een stuiver te betalen, door geen woord te betrappen, slechts geopenbaard in een, binnen de onzekere grenzeloze amorfe totaliteit van het weten gelegen werkelijkheid. | |
[pagina 194]
| |
De vijf lessen: Het bos timmeren, Wartaal, Katten-kontakt, Tafelschminken en Handschriftverbeteren. Hoe dat? ‘Met de schrijfmachine’. Ik ben geëvolueerd, ik heb een handschrift gevonden, het rust in letterkasten en het kokende lood van de zetmachines, het rolt van de maximumsnelheid overtredende rotatiepersen de wereld binnen. Van hier uit, deze plaats, die ik inneem. Sch-r. telt 331.000 abonnees. Tel maar. Tel maar. ‘Je doet er iets mee.’ Het evenaart het ervaren, je neemt er iets van mee. De stadia, voor beginners te omschrijven: het giechelen, het passieve ervaren, het bodemloze van de allerhoogste hoogten, het herkennen van de toppen, het eigenlijk-niet-geloven, het ontbreken van woorden, het storten in het eerste kontakt dat de zintuigen, wakkergeworden, overtuigd doet zoeken naar weer nieuw gewaarworden, wapenen en ontwapenen, rusteloos berusten, stamelen. Bij Eva H. ondervond ik weer die eigengeaarde vorm van kommunikatie, die roddel heet: het naderbijschuiven, het vooroverbuigen, het vormen van een genootschap dat de allerdroefste geheimen weet, Thomas' leed uitgekraamd ‘tussen mannen’. Ik deed mee, ook hieraan doe ik nog mee. Waarheid kraait wakker. Ik probeer in elke mate. Op iedere wijze. Te allen tijde: als de aarde profiteert profiteert de hemel mee, zon voor de wormen is zon voor de mensen, de hoge bomen die veel wind vangen zijn dezelfde sterke benen die de weelde kunnen torsen, zoals Jan W. telkens weer opnieuw zijn tors meetorst (vertelt mij de roddel). Samen werken wij aan de pop-wetenschap; om dezelfde redenen kregen Alpert & Leary moeilijkheden: IFIF is een pop-ondernemen, die pop-bergen werk aan de eeuwigheid verzet, een souvenir van een goddelijke beurs, het door niemand in orderboeken genoteerde volmaakt nutteloze ondernemen: iets te geven aan het niets: woorden. Het is niet te achterhalen, woorden hinderpalen op de weg naar het weten, een denken dat niet in woorden kan worden gevat, het tennissen met synoniemen, Love-Thirty Five, het benaderen van een onbekende logika: het beeld in de spiegel wordt direkt spiegelbeeld, alsof de tijd kan kruipen tussen spiegel en weerspiegelen, en ja - er ligt een wonder in de tijd, want wanneer heeft de spiegel vat op de weerspiegelde, en wan- | |
[pagina 195]
| |
neer spiegelt de spiegel zich? De dood: een gebroken spiegel (Stevens). Ik heb mezelf nooit met de ander in de spiegel, op de foto, vereenzelvigd; ik was altijd de toeschouwer, weigerde elk spiegelbeeld, bleef binnen, kwam niet buiten. Ik lach onderzoekend: ik ben geïnteresseerd in het direkt kontroleerbare resultaat: drie minuten, vier foto's. ‘He thought you tried to get rid of him.’ ‘You were in a very negative mood the other day.’ ‘Too bad you didn't see it was very positive.’ ‘I did, too.’ ‘Too late.’ Waar kan ik ooit de zin weer hervatten, die ik levend en openend achter mij liet? Voortdurend de ander, voor de volgende daad toegerust. Een ijdele hopman. Bladwijzer, boy-scout, nutteloze versierder, onwetend tastende vinder, dwars door abnegatie en regeneratie, negatie. Ik ben niet groter dan de schulp die mij omsluit: liefde voor mezelf hervinden, niet als masturbatie (Marilyn Monroe reikte de laatste helpende hand) maar als overgave. Onder een zon, die geen visioen of boodschap of mededeling, geen boze droom maar flakkerende werkelijkheid is, bouw ik verder aan de hoge pop-gestalte, de andere vormen van schijnbewegen, die pijn doen - want het gaat om verliezen, niet om vinden. Er is geen winnaar. Dit spel speelt zich vanzelf af. Dit heet leren: de fragmenten van een onbekende leer. Ik prik een speld in de hooiberg van mijn geheugen: een gouden schoorsteen met verplichtingen. Subud. Maandag melden. Een soldaat sterft in de voorhoede. Hij wordt door een ander vervangen. Zijn ziel gaat niet verloren. Ik maak kennis met het geloof, dat bergen verzet: Adriaans moeder heeft enkele weken geleden haar vierentwintigjarige dochter begraven. Hij had me er in enkele woorden van verteld: een ontroerend gebeuren, de mensen voelden zich goed. Zijn moeder sprak er over met mij als van een feest, een wonder: die vrienden en vriendinnen, die vrolijke bloemen, de bijen die op de stoet kwamen afgevlogen en de bloemen zochten; toen de baar bij het graf stond vlogen zij honinggarend van bloem tot bloem. ‘Het geeft niet hoelang je leeft, het gaat erom hoe je leeft.’ Ze zegt: ik kan het niet vertellen. Ze kan het wel vertellen, het is een waar geloof, dat weet wat liefde is, liefde die ook pijnigt | |
[pagina 196]
| |
en zwakke ogenblikken kent. Het blijft een verlies. ‘U zult elkaar weerzien, mevrouw.’ ‘Dat hoop ik.’ Het zijn de ware en eenvoudige woorden; Jeanne d'Arc die weet dat zij het weet, tegen elk ongeloof in, het pathetisch gezicht van Falconetti, dat in Dreyer's film volgens Ter Braak (geciteerd in VN van deze week) de enige vorm van heiligheid uitdrukt, omdat ‘heiligheid hier zonder aarzelen wordt gelijkgesteld met domheid, tranen, kinderlijkheid, onhandigheid, verwarring.’ Niet voor niets reikt Antonin Artaud haar het kruis. Het stond geschreven. Morgen godgegeven mescaline: 250 mg. De waarheid komt niet in doses of overdoses. Je moet het zelf doen en kunnen laten. Too late voor Ter Braak. Schrijven is ademhalen. Lezen is inhaleren. Het bloed kruipt ook waar het niet gaan kan. De vampier een stille getuige. Een vreemde broeder. Een oud verhaal, een waar vermaak. Leer zonder ijdelheid.
*
Ik knoop als een dolleman eindjes aan elkaar, de kaleidoskoop toont altijd alles. Een bont mozaïek, een grillig tapijt: alles wat waar is, is goed.
*
‘Honderden Vaantjes, Medailles, Bekers etc. ontvingen wij van landelijke en plaatselijke organisaties. Meer dan 1500 persrecensies van o.a. Stadionfeesten, Oranje- en Bevrijdingsmanifestaties, Bos- en Vakantiefestivals, Rondvaarten, Orgeldraaiersconcoursen, Dierenverkiezingen, Defilés, Optochten, Paarden-, Harddraverij-, Harmonie- en Fanfareconcoursen, Jordaan-, Jeugdfestivals, enz. enz.’ Ik staar naar een foto van Sanny Hemerik, geestelijk vader van Amsterdams Lieverdje (fascinerend nog voor Robert Jasper), gezeten in een biedermeier-fauteuil voor een muur, beplakt met Elvis-Presley-verkiezingen en andere aankondigingen. Ik zag, mei 1959, Pim Maas van anderen winnen, oa. Ria Valk, voor het eerst in haar rode cowboykostuum en de hoge rode laarzen. Naast hem staat (op de foto) de aktentas met ontwerpvaantjes, | |
[pagina 197]
| |
stencils en aanbevelingsbrieven. De schnabbelaar van de happening, lid van elke fanclub. Pop-plannenmaker: ‘Voor ieder hebben wij een ...plan. Wij organiseren: Winkelweken, Festivals, Sport- en Oranjefeesten, Prijsvragen, Jubileums, Film- en Toneelvoorstellingen (voor Jeugd-, Bejaarden- en Middenstandsorganisaties), Modeshows, Verkiezingen, Jazz-, Zang- en Muziekconcoursen, Kerkuitvoeringen, Marktfeesten, Volksspelen, Verlichtingen, Versieringen, Herdenkingsplechtigheden.’ Ja, hij kon alles aan, Sanny Hemerik, in zijn pluralis majestatis-eentje, met z'n bromfiets (achterop FR gekentekend - ‘Friesland’, grapte hij, ‘daar ben ik ondergedoken geweest’) door Amsterdam tuffend, van plan naar uitvoering, van idee naar uitwerking. De kwadratuur van de minderheid: een joodse wees, homoseksueel, de karikatuur van z'n eigen voortvarendheid, de fijnste van de jongens. Terrorganisator; in z'n kamer aan de Willemsparkweg leefde hij te midden van de hem uitgereikte dankbare en van liefde getuigende onderscheidingen, eenzaam en alleen. Ik denk aan wat ik (anno pop) meemaakte, de verschillende stadia van ontwikkeling: de eigen lezingen met Johnny de Selfkicker, de happenings psychedelisch, het samenspel waarbij de zaal in Rotterdam leegliep, herinner je C.B.V., rokend in het donker, het niet-gaan naar de Zaan in sportwagens - 20.000 pamfletten van het dak van de Bijenkorf - en de openingen bij de Jong in Hilversum, tweemaal gevolgd door een feest bij Colson in Baarn; de etentjes; de Bezige Bijeenkomsten, het sjoelbakken (Remco's schrijversleven: eerbied voor de Grote Sjoeler) en tafeltennissen, met Reineke hervat. Met manifesteren en kreëren, ik speelde een deel, op een hefvorktruc stond ik bij de ingang van het Vondelpark en bracht een kunsthand op het standbeeld van de Stedemaagd aan. Waarom? Ik leef in herinnering, en duik op in de dossiers, de papieren, knipsels en foto's van het ‘Comité 1959 tot activiteit in Amsterdam’, een dier kort-levende organisaties, die van tijd tot tijd, zonder officiële belangstelling of subsidie, het stadsbeeld willen verlevendigen. En ik Amsterdammer, doe altijd mee. Ik bewoon een magisch centrum. In het aktiekomité 1959 vond ik mij in gezelschap van m'n | |
[pagina 198]
| |
dag-en-nachtvriend Opland (dag: 18.7.1928; nacht: Americain/Kring), en de andere soul-brothers: Jan Vrijman, toen nog Journaille of HP-ster van de eerste grootte, Pieter Brattinga, nu ex-professor in New York, Nikolaas Kroese, Rob van Reyn de Mime, horecaffer Piet Broerse, die via Sanny gewezen werd op de toeristische aspekten, Frits Müller, de tekenaar van manifesten, affiches en wandborden, Cees Nooteboom en de andere roemruchte Amsterdammers, die overeenkomst zagen in rucht & roem. Levend in de brouwerij, verkozen wij een Stedemaagd, Vrijman chaperoneerde haar. Ze is gelukkig, woont bij Soesterberg met een soldaat van de Amerikaanse luchtmacht: twee schatten van kindertjes, ik kom haar nog wel eens tegen, dag lieve schat, ik groet je. Het Amsterdamse Lieverdje werd (wel dan niet, die dag) onthuld; staat nog steeds - 'n geschenk van de Hunter-sigarettenfabriek - op z'n sokkeltje op het Spui; het vooroorlogse kereltje (mijn jeugd) met z'n broekje, dat op z'n knieën hangt, gemaakt door de beeldhouwer Karel Kneulman. Zo'n Lieverdje met z'n handen in z'n zij zijn we allemaal, al kleden we ons anders, dragen we onze haren andersom. Bij alle Amsterdamse gezinnen (oplage volgens akkountantskontrole) waar Wiering's Weekblad in de bus wordt geworpen (en o, die concurrentie met Telegraaf's Echo!) kon men onze plannen lezen: de ideeënbussen met wensen en verlangens van stadgenoten, die iets op hun hart hadden (ik stuurde, in de naam van m'n moeder, twee nietbekroonde), de andere prijsvragen met inzendingen. Veertig koekblikkorpsen op Koninginnedag. Een Postkoets ging onderweg naar Soestdijk; is die aangekomen? Een bal in het RAI-gebouw, amateur-cartoonisten en een wedstrijd in welsprekendheid en humor. Ik vond me met Rijk de Gooijer en Eli Asser, Kroese en Remco op een open vrachtwagen op het Waterlooplein, luisterend naar enkele mededingers - een honderdtal verdwaalden luisterde; heeft de geluidsinstallatie gefunktioneerd? Het ging altijd goed, op het nippertje goed, op het nippertje heeft Sanny zijn bestaan gered in die oorlog, op het nippertje verdween hij het beloofde land tegemoet. Het gezelligste huisdier wordt niet langer verkozen, een kinderoptocht met verklede kinderen heb ik sinds lang niet meer op de Noordermarkt gezien, en ik hoef | |
[pagina 199]
| |
nooit meer te vertrekken in een koets met de Stedemaagd om haar beeld een hand te geven, die zij al vijfentwintig jaar miste. Het afhalen van de gewonnen prijzen, het wandelen langs de grachten. Wij zijn de aktiviteiten nog niet beu; de beroepslachers hebben we nog op onze hand. Ik spaar je de lijst der Samenwerkende Organisaties: de Kring figureert er naast de Bond van Vrijwillige Dienstbaarheid (ook 'n BVD; in uniform). Kom Klaas, het zijn godgegeven ervaringen. Het was het begin van de evangelisatie, de propaganda, het onturnen van squares was nog niet als zodanig in de mode, Marihoe kwam jaren later, na Wageningen, Dendermonde, de K-kerk van Robert Jasper. De vraag naar het doel moest nog wachten op de laatste gesprekken over de prijs, de kwaliteit, de onmin, het mistasten en handelen, het kiezen en laten vallen, de vrienden kozen het leven, sterken en zwakken bleven op een begrafenis achter (de politie had een auto gestuurd naar Zorgvlied, vanuit de kabine gaf de chauffeur per mobilofoon de namen der binnenkomenden aan het hoofdbureau van politie door; de kist was verzegeld - zoals het behoort bij een zelfmoordenaar - en vanaf een ‘diskrete afstand’ keken drie rechercheurs toe. Er zijn ook foto's gemaakt, de familie huilde, de vrienden wisten geen woord te zeggen, hoefden niets te zeggen, zij werden bedankt voor hun opkomst, de politiemannen vroegen: wie is dat, wie is die?) en anderen vallen af. Jan Cremer Inc. Le peintre banal en z'n manifesten. De pataphysici. De Fluxus-manifestanten. Décollage. De vereniging ter bevordering van de belangen van de gebruikers. De sick- en andere jokers.
*
Iedereen wordt in dit boek een indringer, de kans is groot voor hen die mij deze maanden een bezoek afleggen, dat zij zichzelf hervinden, in een hele of halve regel, ik kan niet spreken, ik schrijf, ik kan geen gesprek meer wagen: ik stel alle vragen. Het gaat altijd om ‘belangrijke’ dingen, het kan niet anders. Ook Rob P. denkt dat hij een genie is; hij is een genie: zoiets heeft Eva H. nog nooit gehoord, toch kan hij er niet onderuit, hij moet ja zeggen als ze het hem - op mijn aandringen - regelrecht vraagt. Ze vraagt niet: ‘waarom?’ Jammer. Wat waar is, hoeft | |
[pagina 200]
| |
door niemand betwijfeld te worden. God is de grootste pop-artmaker. Ook God is bv. een genie. Bedenkt de krankzinnigste humoristen die ik liefheb, de verknooptste situaties (Hester bij haar moeder) die de verschrikkelijkste onthullingen krijgen. ‘We wachten dat er wat gebeurt, waar ikzelf de hoofdrol in speel,’ zegt Piet K., en ik leg hem uit dat ik niet tegelijk dit werk kan doen en gelegenheidsgedichten schrijven, om voor te lezen in de Shéhérazade. Ik wil straks wel weer optreden. Vraag m'n tarieven. Een subsidie van O., K. en W. voor een jazz-and-poetry-toernee langs scholen? Het is in Skandinavië niet onmogelijk gebleken. Het antwoord wordt bedacht: Naar aanleiding van uw schrijven. De roddel leidt tot burleske effekten. Het fatale schot uit drie revolvers voor hem, die zonder image wil leven. Waarheid-hartebloed-drukinkt, ik voel me bijzonder goed. Ik ga naar bed, in slaap ademt zij zwaar; ik zal haar wakkermaken. Zij wil niets liever. Pop-pop. En ik dan? Een dag vol ervaringen, met hoop en vertrouwen, vrienden en toekomstplannen. Laat nu de m.m. maar komen. Heb dank. Heb dank. |
|