| |
dinsdag 10 maart 1964 [de veertiende dag]
Ik hoef niet te bidden, ik leer ervaren dat het antwoord op onze verlangens in onszelf ligt, zodra we afstand doen van de vrije wil, want ‘onze’ wil is die van God, God is liefde, ons aller Superman, niets liever dan geluk.
Ik probeer Ralph & Phil de vertaalproblemen uiteen te zetten, Nederlandse ekwivalenten voor bepaalde termen zijn zo geladen met betekenissen, die zich ophoopten door de eeuwen calvinisme, dat ze niet meer ‘on speaking terms’ zijn met de objektieve waardering van het woord zelf, de semantiek. Een bijbel in een spreektaal van vandaag zou anders luiden, dan de beide versies die wij kennen, verouderd en gedateerd is het woord geworden, niet voor de lezer van vandaag. Hun boek, dat van God is, spreekt direkt; telkens zie ik hoe juist het is, hoe zij de gedachte, de inspiratie formuleren die ik zoek.
| |
| |
Ik weet niet waar mijn ‘messages’ vandaan komen, ik ben een schrijver die met woorden heeft gespeeld, en probeert door taalbeheersing en vakmanschap ideeën in betekenissen te vertalen, ervaringen in beschrijvingen, overtuigingen in waarheden, de waarheid weer in woorden. Ik leef in de toekomst, waar de waarheid zich in enkele woorden laat zeggen: geef je aan God over, en je zult gelukkig-zijn en gelukkig-maken, want dit is een heidense God, die niets liever wil dan dat je gelukkig wordt. Maar tot wie richt ik die waarheid? Tot diegeen die in deze pagina's van zijn liefde wil getuigen, of spreekt hij tot anderen, die al dan niet geloven, maar het doen ieder op eigen wijze?
Ik spreek met voller zekerheid, sinds ik dichter tot God gekomen ben.
Ik durf niet te schrijven: sinds ik Hem gezien heb. Want wat heb ik gezien? In welke woorden laat het Alomaanwezige zich beschrijven? Een ogenblik, dat geen gestalte kan krijgen voor de karakteristieke houding van de foto. Voorovergebogen, met de knieën leunend tegen de bank, las ik een pagina, en het weten doorstroomde mij, maar niets ter wereld veranderde, alles veranderde. Het gebeurde psychofysiologisch, dat is alles, m'n hart stond nauwelijks een hartslag stil, ik wist (de zuiverste wijze van weten is geloven, ge-love-n: liefhebben): ‘Love is the only true emotion!’ Liefde is de enig ware emotie!
De haveloze dienaren, die vandaag voor het eerst op hun werkbezoek kwamen (we beginnen de vertaling gezamenlijk) voelen hoezeer ik ze liefheb. Ik wist nauwelijks, hoe ik ze het meest gemakkelijk kon maken, hoe ze zich thuis zouden kunnen voelen, zij gingen beiden even diep als ernstig op elke vraag van mij in, soms veranderen zij een woord in hun manuskript als een te vertalen moeilijkheid niet ligt bij mijn onbegrip, maar bij hun tekortschieten in uitdrukken.
‘Zeker, de eerste tijd kwamen de boodschappen niet helder genoeg door, we wisten eerst zelfs niet dat het boodschappen waren!’ Ze wilden een thriller schrijven, omdat daar het meest aan te verdienen was, een Mickey Spillane-achtig boek (wat ook Cremer wilde) en zij kwamen van Israël waar zij elkaar ontmoet hadden, naar Formentera, en gingen er schrijven. Het eerste hoofdstuk bracht hen al bij de moeilijkheid: hoe schrijven we
| |
| |
samen een boek? Het beste is: wachten op inspiratie. Waar zullen we wachten? Griekenland, Italië, Ibiza (twee uur) en tenslotte Formentera, waar ze Bert Schierbeek ontmoetten, who digs them.
De metafysiek denkende Ralph Levene
(Engelse jood, in 1963 eenendertig jaar oud, zoon van een orkestvioliste, loopt op zijn veertiende weg van school en huis, allerlei baantjes w.o. straatveger, slapend op banken in Soho, onder Parijse bruggen, jarenlang zwervend door Europa, als akkordeondrager voor een gekerstende joodse straatmuzikant, gokt geld op paarderennen bijeen voor de reis naar Israël in 1962, graaft drie maanden pootgaten voor bananebomen in de kibboets Regavim (in het noorden), wordt leerling-driller in Salomo's kopermijnen van Eilat, aan de Golf van Aqaba in het uiterste zuiden van Israël, waar hij bevriend raakt met Philip, de Amerikaanse assistant-manager van de mijn:)
en zijn mathematisch-agnostisch denkende vriend Philip Greenwald
(Drieëndertig in 1963, in '57 aan de universiteit van Alabama gepromoveerd tot mijningenieur, van '60 tot '62 beroepsgokker aan de paarderennen ('s zomers New York, 's winters Californië en Florida), winnend volgens een volmaakt systeem, denkend over de vraag ‘hoe zien wij joden eruit in ons eigen, beloofde, land?’, in april 1963 na sollicitatie aangenomen als assistant-manager bij de kopermijnen van Eilat, waar hij de leerling-driller Ralph Levene ontmoet)
verlieten Israël, na enkele bezoeken aan bijbelse plaatsen, sprekend met rabbijnen en tempelbewaarders, kwamen op enkele definities overeen: de verbeeldingskracht van de mens (in het Engels: imagination) is als een ruimtevaartuig (a space-ship), en zijn intuïtie, zijn wachten op inspiratie is het navigatiemiddel, waarmee hij zijn verbeelding in de vlucht kan leiden. Intuïtie leidt (guides) de menselijke verbeelding naar een volmaakte tijdloze ruimte, een ruimtestation dat inspiratie ontvangt, een straal van kommunikatie, die wordt geleid door passagiers, de mens, bestanddeel van een groter geheel in de kosmos vormend. Zijn bestemming: Planet One, van waaruit het de mens is toegestaan te registreren (to record), te boekstaven, op te nemen, vast te leggen, te scheppen.
| |
| |
Reineke rekent me de predestinatie van onze eerste ontmoeting, voor drie jaar geleden, in Huize Groeneveld, Baarn, na een opening in Hilversum, een feest waar zij was in gezelschap van Yrrah en een vriendin. Ik zal zien of ik de omstandigheden kan opvatten, opstaand van tafel: andijvie-worteltjes-lofsla, aardappelen, appelmoes, appelen en kokosnoot op boerebordjes en -schaaltjes, samen gekocht. Welke stormen in de nog zo jonge verhouding, die ons had kunnen doen stranden, samen of apart. Het feit, dat mijn voorarrest maar drie dagen duurde, in plaats van enkele weken (waarop iedereen, ik soms incluis, rekende), waarbij zij géén bezoekster zou zijn geweest.
Of, als Charles niet was gearresteerd, of als Don niet was gekomen (Huub bracht hem mee, met z'n vriend Paul: hippe vogels, zei hij telefonisch, is het goed als ik langskom?), of als Charles toch was verkoren, en Don vertrokken.
Of misschien zou ik zelfs uit loyaliteit niet zijn gegaan, terwijl ik nu een liefde heb gevonden die tegen de verdrukking in groeide, van ouders, vrienden, de werkkring en Roland... Als ik mijn huidige rust vergelijk, met de duivelse twijfels en het ongeluk van de afgelopen jaren. ‘Natuurlijk droom ik fijn, ik droom altijd, ik praat toch ook in m'n slaap? Nee, angstdromen heb ik de laatste tijd niet meer. Wat, vertel me dat ook, hoe je je dromen kunt onthouden.’
Want ook in de droom leven zij bewust, Ralph & Phil, gedeelten van het boek dat zij als boodschap van Planeet Een kregen, werden in de slaap ontvangen; sommige gedichten - waaronder een van Coleridge - werden niet beëindigd; zij kennen ook niet altijd de auteurs. Ik liet namen zetten in het manuskript: Edgar Allen Poe, Dante, Shakespeare, William Blake, J.C., Paulus, David en John Divine.
Verbouwereerd slaan Ralph & Phil het eerste gedeelte van hun eerste hoofdstuk gade; het lijkt wel alsof zij hun detective (die zij Joe Leopard hebben genoemd) in een science-fiction roman laten terechtkomen, terwijl zij alleen maar onder het pseudoniem Ray Everest een whodunit hadden willen schrijven. Zij denken na over de eisen, waaraan de mens moet voldoen, als hij uitvindingen in de toekomst wil doen (deze andere definitie voor inspiratie): zijn ruimtevaartuig zal niet op zijn bestemming (Planet One) aankomen, voordat de mens eerst leert de roest te ver- | |
| |
wijderen, zodat hij zijn mechanisme kan monteren. Deze roest, vinden zij allengs geïnspireerd uit, is de vrije wil van de mens. Als hij dan waarlijk zichzelf wordt, door de roest te verwijderen (vaak verkeert hij in de veronderstelling, dat dit een niet-menselijke staat is: de mens zonder vrije wil) is hij ook in staat zijn ruimtevaartuig, zijn ware Ik, sneller naar zijn doel, Planeet Een, de liefde, te leiden, door de Intuïtie-statistieken van de emotie en de Intuïtie-kaarten van de gevoelens korrect te lezen.
‘Wat, is de mens niet vrij?’ Van het besef schrokken zij zelf, de niet-gelovige Greenwald en ook de twijfelaar Simon Vinkenoog schrok eerst.
Maar de inspiratie drong aan; wat zij schreven (in het begin met veel doorhalingen, naderhand vrijer en bewuster, een écriture automatique van hogerhand) gaf regel na regel een antwoord.
Steeds dringender werden de boodschappen, die zij bij zichzelf gingen beluisteren, noteren en uitwerken; zij schreven alleen datgene op, waarvan zij beiden zeker waren dat het niets dan inspiratie, waarheid was. Zij wisten nog niets van de ‘afzender’, de grote namen die ik noemde kwamen naderhand, herkenning, weten.
‘All I ever asked was to be left alone’ (Phil), ‘All I ever asked was to be happy’, zei Ralph. Zij vonden uit, dat Planeet Een de hemel was; pas in het tiende hoofdstuk kwam de naam van God. Gezamelijk kregen zij de opdracht een nieuwe versie van Zijn aktueel geworden Evangelie te schrijven. Hij wees ook de plaats aan, waar de beide getuigen in de Openbaringen van Johannes genoemd werden (hoofdstuk 11, 3 en 4): ‘En Ik zal mijn twee getuigen last geven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderdzestig dagen lang. Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der Aarde staan.’
‘I spent a week refusing this role,’ zegt Phil, maar dan schrijft het boek zichzelf, een titel komt er boven te staan: one over infinity. Als het tegen de winter te koud wordt op Formentera gaan zij op weg naar Ralphs moeder in Londen, maar het Verenigd Koninkrijk wil de Amerikaan Greenwald niet binnenlaten, hoewel hij honderden dollars op zak heeft. Zij stranden in Amsterdam ‘wegens moeilijkheden met Phils Amerikaanse paspoort,’ zoals Johan Phaff in de Haagse Post van 25 januari
| |
| |
1964 meldt. In het magisch centrum beëindigen zij hun boek, oppervlakkig ken ik ze - ze logeren in de zolderkamer waar Reineke en ik nog kort tevoor woonden in het huis aan de Oude Zijds Voorburgwal, maar ik ben te intens met mezelf bezig, als wij, ondertussen bij Lodewijk logerend, in dat huis op bezoek komen - ze schuifelen langs op weg naar de keuken, theezettend, ze verbruiken fles na fles Butagas-warmte, en schrijven als bezoekers van een werkelijkheidsgetrouwe Hemel, van waaruit zij zo helder mogelijk missives bemiddelen, verslagen van ontmoetingen met vroegere en toekomstige schrijvers (voorbij het grensgebied tussen liturgie en literatuur, doorheen het niemandsland van het onzegbare). Mijn hart, wat deed weer mijn hart, mijn bloed, adrenaline, het stond stil - het stond niet stil - toen ze mij vanmiddag de eerste poëtische boodschap van Jezus Christus toonden. Ze hadden het doorgekregen in dezelfde kamer, waar Reineke en ik de laatste dingen waren tegengekomen. Ze hadden moeite met de kommunikatie; ze moesten eerst Johannes (‘the most knowing man’) te hulp roepen om bijstand te verlenen bij het doorgeven en ontvangen van de boodschap. Zij wilden de ene vraag stellen, die de mens niet zelf kan beantwoorden: ‘Wat is gelijkheid (equality)? 'Vier uur lang hebben we moeite gehad, hadden we onenigheid, praatten we over de bedoeling van wat we doorkregen.’
*
Ademloos, ik, ik hoor ze ‘uiterst haveloos, uiterst vriendelijk en uiterst bezeten’ (Haagse Post) spreken over het boek, dat zij - de laatste weken tikkend in de universiteitsbibliotheek - beëindigden. ‘Nu zijn we definitief in de hemel.’ Ze wijzen mij op Deuteronomium 19, 15, waar de derde getuige wordt genoemd.
Vraag ik ze niet de oren van het hoofd over het ontstaan van het boek, de betekenis der woorden, beleven zij niet ieder opnieuw die eerste weken, maken ze niet weer opnieuw de eerste maanden mee, ditkeer onder mijn vingers in het Nederlands? De laatste maanden brengen zij iedere dag (met iedereen pratend, nauwelijks kommunicerend) in kafés, snackbars en koffiehuizen door; ze slapen in een kamer zonder ramen in het af te breken pand, de zolder van het huis aan de Lange Leidsedwarsstraat, waaruit het witte hemd met ‘Help’.
|
|