Liefde. Zeventig dagen op ooghoogte
(1965)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermdzondag 16 februari 1964 [vooruit en achteruit]Cinerama paranoia scene bij Joop S. - Weerzinwekkend licht, wat me de Histoire d'une Schizophrène (een Zwitserse case-historyGa naar voetnoot†) in het geheugen bracht: elk voorwerp onbarmhartig gefikseerd, voor eeuwig vastgelegd, niet als de elektromagnetische frekwentie die het voorwerp (ook/niet) is, maar als iets immuabels: onroerend goed. Na een tijd pas besefte ik, dat het fysieke onbehagen mij zou verlaten, dat ik gemakkelijker zou zitten als ik een bultig voorwerp onder mijn achterste vandaan zou trekken, een martelwerktuig, dat speciaal daar was neergelegd. Ik had de vrijheid van handelen nog; tot nog toe had het me gedurende dit bezoek aan de verschrikkelijke andere kant van het bestaan voortdurend gehinderd. Het bleek m'n eigen leren jas te zijn. Relaxend raakte ik slechts dieper in de psychose verzeild. Ik laat me de terminologie door geen wetenschapsmens betwisten: ik weet waarover ik spreek, ook als ik zeg dat E = mc2 aan den lijve kan worden ondergaan, en dat al misschien sinds een gedicht dat ik in 1954 over Lucebert schreef: ‘Zij zullen het nooit weten’. Ik noemde hem in dat gedicht een oude, getergde | |
[pagina 43]
| |
guerrillastrijder (met een snelle verzameling knuppels & teugels vol pistolen), die zich zag opgenomen in de verblindende galerij van familieportretten, in heraldieke en politiebladen, een oude korpskommandant b.d. De portretten bij name geven leidt m'n gedachten op een zijspoor, als ook de gelukkige vondst van het gedicht over Billy Holiday. De kring van Zen, wat zou ik gedoeld hebben, tien jaar geleden? Ik maak de gedachte niet af: drie mannen, twee vrouwen, muziek, drup-kunst, twee spuiten, een tafel vol bedoelingen. Betrapt. Wat doet Marsman in m'n gedicht? |
|