| |
| |
| |
Hans Lodeizen
Hans Lodeizen stierf in 1950 te Lausanne op 26-jarige leeftijd.
Kort voor zijn dood verscheen een bundel gedichten van hem: ‘Het innerlijk behang’.
Hij kan worden beschouwd als een potentieel groot dichter en zijn dood is een verlies. De hier opgenomen gedichten zijn uit nagelaten werk.
| |
| |
Toen de dag was weggelopen in het zachte
gras en de nacht haar jurk wellustig
neerspreidde, een sluier over de bloemen,
toen het donker was en de nachtegaal zong,
heb ik je ogen herkend overal om me heen.
nu is het avond: donker als altijd
wanneer de zon's handengewuif
vrolijk is ondergegaan of als een waaier
is toegevouwen voor de hemel waar
vogels als een waterval zingen. -
en zo stil als nooit ben ik langs de
paden van de tuin gegaan, lachend
tegen de nacht; zal ik zeggen hoe
droevig de geuren roken die langzaam
deinden op de wind als zeilschepen...?
| |
| |
Mazurka
als een sjaal uitspreidt,
is in de zijde van de nacht,
en de regen overschaduwt.
van lente gelijk, een zaad
in mij woont het raadsel.
soms wandelt het in jouw wereld,
soms wandelt het dagenlang,
| |
| |
soms rust het uit in jouw ogen.
morgen zal ik een andere zien.
ik ken jouw leven omdat de zon
met jou wat te doen heeft.
| |
| |
o, red mij uit dit koude huis
neerligt en lachend neerligt
o, red mij uit dit koude huis
o, red mij uit dit koude huis
| |
| |
Op bezoek
verlichte wagens zweven, bijna,
de wind met het verlangen
onoverkomelijk ongemak door
de straten zwerft, lijdend
aan haar voeten, en het wilde
touw zwabbert in het oog.
mijn huilen zwaar als een
mensen uitsluitend vanwege
het lichte wuiven van hun
en de schuim in de wind verdeeld -
| |
| |
op de nacht drijvend naar
mijn ondergronds eiland, o, dat
heb je op de photos toch wel gezien?
dat zoekt, en steeds het lichaam,
dat vindt, oneindige melodie gooiend
in de avond, zo zwak zijn we
handen en voeten pratend,
tuimelend in de hoeden en
olifantsbenen der oude dames.
| |
| |
er was een feest van balspelers op het veld in
de zomer. twee vuile kleine jongetjes
gaapten het wonder van de chaos aan
(hun zakken vol broodkruimeltjes)
en liepen toen door over de zon.
de balspelers aten biefstuk en hun vermoeide
spieren waren in gesprek met elkaar onder
de douche. het veld was in hun ogen, het groene,
de gewiekste komeet (de bal), en de witte
melkweg, in hun lichaam gespaard.
|
|