Blz. 51 noot 5: St-Jansland, lees: Sir Jansland.
Blz. 61 noot 7, voeg bij: de zinsnede is kennelijk corrupt. In een ander zestiende-eeuwsch afschrift van dit octrooi (Algem. Rijksarchief, Nassausch domeinarchief no. 3570) staat: ende al mochten deghene eenichssints verschoont wesen, die met geenre scapvloct onder en vloeijen oft, al vloijen sij onderwijlen onder metter scapvloet, geschoont mochten wesen in den dijck, want zij te verre achterwairt gelegen zijn, dat zij nochtans enz.
Blz. 64 regel 2 van onder: arbeijder, lees: aennemer.
Blz. 65 regel 11 van boven: bereijwerckers, lees: bereijwercke.
Blz. 76 regel 1 van onder: bereijtwercker, lees: bereijtwercke.
Blz. 96 noot 3, voeg bij: Zie de kaart van de baronnie van Breda en het markiezaat van Bergen op Zoom in den Tegenwoordigen Staat der Vereenigde Nederlanden XII, blz. 78.
Blz. 96 noot 6, lees: waarschijnlijk de (thans geslechte) zoogenaamde Hollandsche dijk.
Blz. 113. De noot 5 moet vervallen. Men heeft niet geroeft te lezen in den tekst maar geroest. Vgl. voor de beteekenis het hieronder naar aanleiding van blz. 121 noot 7 en 8 opgemerkte.
Blz. 115 regel 7 van boven: meedestelders, lees: meededeelders.
Blz. 121. De noten 7 en 8 moeten geschrapt worden. Het woord roesen is door den copiist uit Vierlingh's autograaf stellig juist overgenomen. Men treft het ook aan in een ordonnantie op de Hondsbossche van 30 Maart 1541 (1540), opgenomen in het memoriaal van het Hof van Holland en (niet geheel nauwkeurig) afgedrukt in J.A. Kluppel, Verzameling van stukken betrekkelijk den Hondsbossche enz. 1388-1598, waar men leest: ‘die scipperen (t.w. die de materialen aanvoeren) sullen voir die eerste reijse alle jaer overbrengen up hoeveel quartier scorresteen zijluijden geroest zijn, ende dat zijluijden soe veel quartiers steen innehebben achtervolgende haer roesinge. Als dieselffde scepen tot Alckmaer comen, sal dengeenen daer last of heeft t'ontfangen naerstich toesien off zijluijden op haer roesen geladen zijn, ende sal alsdan nemen een duijmstock ende meten dieselve scepen voir, middel ende achter aen die een zijde hoe veel duijm spacie dat zij hebben van die bovencant van tscip tot die watere toe enz.’ Dr. Boekenoogen, dien ik over deze en de in Vierlingh's tractaat voorkomende plaats raadpleegde, meent dat de beste omschrijving der beteekenis van roesen zal zijn: schatten, ramen, bij schatting bepalen; met ‘de schepen, die elcx heure roesen hadden’, waarvan Vierlingh spreekt, moet volgens hem bedoeld zijn: waarvan de inhoud geschat of vastgesteld was; daar zij op ‘haer roesen’ geladen werden, kon man daaraan dus hun schachten tellen. Elk schip kan overeenkomstig zijn grootte ‘van die bovencant tot die watere toe’ een bepaald aantal schachten laden, bij het plompen mat men die niet weder over, maar telde de schachten ‘op den roes.’
Roes zou dus omschreven kunnen worden als: geschatte of geraamde inhoud; ‘die elcx heure roesen hadden’ beteekenen: die elk geroest d i. geschat waren op een bepaald aantal schachten.
Blz. 127 regel 3 van onder: haechkae. Vermoedelijk te lezen: hoochkae, of: hoothkae d.i. verschkade.
Blz. 133 regel 15 van boven: viel dese ordonnantie, lees: viel in dese ordonnantie.
Blz. 149 regel 19 van boven: gewrocht, lees: geworcht.
Blz. 179 derde alinca: half April, lees (zooals er trouwens in het Hs. staat) halff Sil d.i. half Februari.
Blz. 222 noot 1, lees: haecklassen zijn houtverbindingen tusschen twee balken. V.
Blz. 237 regel 6 van onder: winden mmoe, lees: winden omme.
Blz. 251 noot 6, lees: Te lezen: dagelicx enger ende enger werden?
Blz. 292 noot 1 regel 4:... viel eerst voor op 14 Januari 1553, lees: viel voor op 14 Januari 1552.