| |
| |
| |
De explicateur:
De koning van Denemarken is een jaar dood geweest. Zijn broer heeft zijn koninkrijk geörven en is getrouwd geworden met de koningin-moeder-weduwe.
Hamlit heb niets gehad. De koning en de koningin geven een schitterend tuinfeest.
Als twee tortelduifjes zitten ze samen op de troonbank in de midden.
Polanus staat er bij de koningin complimentjes te maken.
Wat ziet uwe Majesteit er van avond weer best uit. Mooier en jonger dan ooit. Zij blij. De koning glimlacht kwaadaardig in zijn eigen.
Maar prins Hamlit, haar zoon, staat achter een boom en balt zijn vuist. Hamlit, vraagt zijn verloofde Ophemia, voor wat zal je toch gaan altijd in de rouw? Ik vind als dat het je niets staat, hoor je! Hij geeft geen antwoord. Wat zegt je er wel over, nu de nieuwe koning is gaan trouwen met de oude koningin? Vraag mij niet, Ophemia!
Zij staat verbaasd te kijken en zet groote oogen op.
Horatio, de nar, welke haar een geheime liefde toedraagt, zit haar toe te lonken, doch zij houdt zich of ze 't niet ziet.
| |
| |
Het wordt als maar donkerder. De gasten voelen nattigheid. Zeg, Sjors, ik geloof vast dat er een bui komt. Ja, zeg, nou je 't zegt geloof ik het ook!
O wee, een zwaar onweer komt opzetten. De schrik slaat allen om het hart. Allemachtig wat een bui! Nou, zeg, Sjors, ik dank je lekker maar ik ga naar huis. Ik ook hoor! Nou, die koning moet noodig weer eens een buitenpartij geven! Zijne Majesteit neemt zelf zijn rokken op en haastje reppie naar huis. Ze bennen toch al tot op 'r hemd toe nat. Is die buitenpartij leelijk in de water gevallen!
Hamlit blijft alleen staan; het kan hem niks schelen hoor. Maar wat is dat! Dat lijkt wel een geestgestalte tusschen de wolken uit. Het is de oude koning zelf. Is dat vader? Ja mijn zoon! Voor wat komt u op aarde terug! Hoor, mijn zoon! Ik werd vermoord. Vermoord, door wie? Door hem die nu koning is! Ha, heb ik het niet gezegd? Welnu wreek mij dan! Ik beloof het u, vader! Hoor eens eventjes, vader! Hé, hij is weg ook. De geest verdwijnt even als hij gekomen is. Wreken? Dat zal ik doen! Maar hoe? Hoe zal ik mij wreken? Ha ik weet het al. Ik moet hem dooden! Einde van de eerste afdeeling.
Polanus, mijn oom heeft mijn vader vermoord! - Onmogelijk. Het is de eerlijke waarheid! Je ben besjogge! Niet waar. Hoe zal jij dat weten? Heeft de geest van mijn vader het me toch zelf gezegd! Dat kan niet bestaan. Als ik het je nou toch heilig verzeker! Maak dat je
| |
| |
grootje wijs! Toch is het zoo, en ik zal hem dooden ook. Dan krijg je me dochter niet. Dat zulle we eens zien! 't Zal niet gaan! Geef ik ze daar an 'n moordenaar! Maak me niet kwaad! Na, wat doe je me? Zal je zien. Niks doe je! Niks? - daar dan!
Ach wat heb ik gedaan, hij is dood! Ophemia komt binnen. Wat is hier gebeurd? Vadertje, ben je dood? Hahaha! Ach, zij is waanzinnig! Daar is de geest ook. Vlucht Hamlit, je hebt den verkeerden gedood! Ja, ik zal vluchten, maar ik kom terug.
Zingend zwerft de ongelukkige waanzinnige Ophemia door het paleis. Wat gaat daar zoo vlug? Ha ha! Zie hoe het danst! Kijk het lacht. Zij wil het grijpen.... Ach, het is haar eigen schaduw! De dwerg Horatio bespiedt haar uit zijn schuilhoek. Zal hij haar volgen? Ondanks het verschil in geboorte bemin ik haar! Maar ach, ik ben mismaakt. Geen vrouw zal mijn liefde kunnen beantwoorden, niemand denkt als dat ik ook gevoel heb. Daar daalt zij van de trappen. Zij zingt als een lijster. Wat gaat zij doen? Nu is zij in den tuin. Kijk hoe ze huppelt, net als een veulentje in de wei!
In Horatio heeft zij geen erg. Nu is ze bij den vijver. Zal ik haar waarschuwen? Het zal niets geven, is zij toch immers heelemaal waanzinnig! Daar valt zij er in! Help! Help!
Niemand hoort hem, te vergeefs tracht hij haar te grijpen! Ach zij is dood! Alle vreugde is uit mijn leven geweken! Zal ik haar volgen in den dood? Neen ik moet aan Hamlit gaan waarschuwen. Arme prins, wat
| |
| |
zal hij te keer gaan! Ophemia! Ophemia! Vaarwel! Ophemia! Einde van de tweede afdeeling.
Hamlit heeft zijn trouwe merrie bestegen. Komaan, Bessie, toon nu eens dat je nog iets anders kan dan de eerste prijs bij Woestduin winnen. Als maar rennen ze voort. Zie zoo nu zijn we op de hei. Wat is dat? Het lijkt wel of het ouwe wijven regent. Een heel stelletje tooverheksen op bezemstelen. Nou, mooi benne jullie niet. Wat wil die ouwe juffrouw daar boven over mijn hoofd? Ze krijscht me ooren kapot. Niet zoo'n heibel! Wat mot je? De koning zijn zal je, de koning zijn zal je! O dank je wel hoor, opoe! 't Is goed als dat ik het weet. Nou, dag, de complemente thuis. Heb je der alweer één! Foei die lijkt nou precies op mijn schoonmoeder. Laat me nou met rust, hoor je! De koning zijn zal je! - Doet me lol! -
Moet het bosch nu gaan branden? Wacht, ellendige wijven, dat heb jullie gedaan! Bessie rijdt er dwars doorheen. Je trapt ze maar op zij, Bessie! Mooi, die dikke rolt al omver. Doe me een plezier, en blijf van mijn paard af, oud merakel! Hadt je me maar!
Ha, daar is de kust, en een schip ook. Hei daar, schipper, leg eens even aan. Op dek gesprongen, Bessie! Zie zoo. Ben ik tenminste van die wijven af. Einde van de derde afdeeling.
Weer wat anders. Zeeroovers enteren het schip. Wat een boeventronies. Moet ik niets van hebben. Dan springen
| |
| |
we maar weer het water in, Bessie, wat zeg jij? Eén, twee, hoepla. Hier is het een gezellige pan. Wat een vischjes! Kon ik hier maar eris een poosje hengelen, dan zou ik een aardig maaltje spierinkjes of baarsjes voor moeder de vrouw mee kunnen brengen. Zie zoo, hier is een eiland. Nou, kom, dat lijkt wel onbewoond te zijn. Laat ik in een boom klimmen, en eens rondkoekeloeren! Wel ja, hoor, ik heb het rijk alleen. Ik lijk Robeson Cruso wel met zijn beerevelletje en zijn ouwe familieparaplu. Niks als papegaaien en aapies in de buurt. Nou, dat benne tenminste aardige beesies. Afijn, mot ik hier maar op mijn eentje met Bessie wat zien te veramuzeeren. Maar hoe kom ik hier van daan? Ja maar, voor wat zou ik hier van daan gaan? Heb ik het hier toch eigenlijk gezegd goed! O, jé, daar heb je de Geest. Nou, die weet iemand ook uit te vinden! Jongen, wat heb u me laten schrikken! Ik viel mekant uit den boom!
Denk aan uw wraak! zegt hij!
Jawel, eerst hier van daan zien te komen!
Hé, 't lijkt wel of die boom schudt. Hei wat! Niet zoo hobbelen! Ik word er beslist zeeziek van. Ik moet hier van daan, hoor. Kom Bessie, kijk nou, daar heb je 't al! Hei wat! Hou nou op! Schei uit! Hou me vast! Het heele eiland springt uit mekaar, de boomen worden regelrecht uit den grond gerukt en in de zee geslingerd. Hamlit en Bessie maken een santemortale.
Nou, zoo'n onbewoond eiland met aardbevingen dat is ook niet alles hoor je! Geef mijn dan maar liever de zee.
| |
| |
Fijn, daar is 'n schip! Hallo! Volk mee! Eind van de vierde afdeeling.
Na een voorspoedige reis komt het schip aan de kust van Denemarken. Hamlit wordt aan de wal gezet. Er staat een flinke bries.
Kijk, heb je Horatio! Dag Horatio, hoe gaat het? Nou, niet te best, prins. Zoo, wat zal der an schelen? Aan mijn nìks prins, maar lees dien brief maar eens!
O wee, is Ophemia dood! Verschrikkelijk, verschrikkelijk, wat een ramp! Hoe is dat zoo gepasseerd? Ja, kijk eens, ziet U, ze is verdronken, prins. Verdronken, zoo, nou 't is verschrikkelijk, hoor. Maar nou moet ik gauw naar de begrafenis. Wanneer zal de begrafenis? Om twaalf uur. Allemachtig, dat is krap. Maar toch moet ik er bij wezen. 't Zal niet gaan, prins. Zoo, wedden dat ik er kom? Spring maar achterop. Horatio, kom Bessie, we moeten haar de laatste eer bewijzen. Zie dat je 't haalt. 't Is a long way! Wat een hondeweer! We treffen het niet, hoor! Regen en wind. Heb je 't koud. Horatio? Ja, jongen. je bent niet voor je pleizier uit. Hu, hu Bessie, vooruit maar!
De lijkstatie is al onder weg. Het volk staat langs den weg. Ook een treurig sterfgeval buurman.
Ja buurvrouw, en nog zoo jong hé, en zoo schoon!
't Is zonde. En verloofd ook. - Ja met prins Hamlit. Waar is die? In 't voorste rijtuig denk ik. Neen, die is er nog niet. Snap jij zoo iets? Ik niet hoor! Nou, hij zal nog wel kommen! Dat iemand bij zoo iets over zijn tijd kan wezen! Hoe is 't godsmogelijk! Zeg dat wel! Onder- | |
| |
tusschen rijdt Hamlit voort. De trouwe Bessie kan haast niet meer. Voort, voort. Hebben we de wind nog tegen ook. Hoe ver is het nog? Een ketiertje. Doe je best, Bessie!
Ha, daar zijn ze er! Juist één minuut vóór twaalf. Het arme beest valt uitgeput neer. Het is dood! Dank, Bessie, dank! Eind van de vijfde afdeeling.
De menigte juicht Hamlit toe! De aansprekers staan versteld! Hei daar, wat is dat voor een manier! De achterste wordt heelemaal met slik bespat. Zeg eens, kun je niet voor je kijken, lomperd? Hou je stil, leelijke kraai, het is de prins zelf! O pardon, Uwe Hoogheid, ik had geen idee als dat U het was. Wilt U zoo beleefd zijn om vooraan te gaan staan, bij de famielje?
Wat staat die doodsgraver een gezichten te trekken. Voor wat trek jij zulke gezichten, kerel? Neem me niet kwalijk, Uwe Hoogheid, maar.... Nou, maar het komt niet te pas. Ja maar.... Hamlit wordt nijdig. Als je nog één keer een leelijk gezicht trek, zal je eens wat anders zien! Wat, doe je 't weer? Ach, Hoogheid ik kan het heusch niet helpen, maar.... Ach, ik sterf.... Hamlit heeft hem een doodskop naar zijn kop gegooid. Hij heeft nog juist den tijd om te zeggen: hoor.... ik toch.... wat.... in de.... kist, en geeft den geest.
Wat zou dat wezen? Zou de doodsgraver toch gelijk hebben? Och kom, praatjes.... Nou, laten we het deksel der eens afnemen. Waarachtig, ze beweegt! Je droomt! Ze knippert met 'r oogen - Wat zal je daaraan jokken! - 't Is een feit, hoor.... kijk, ze gaapt. - ze kijkt op....
| |
| |
Waar ben ik? Wat is dat voor een beweging? Waarom benne jullie allemaal zoo in het zwart? Wat doen al die lijkebidders hier? Het lijkt wel een lijkstatie.... Ja dat is het ook.... Wie wordt hier begraven?... Wel mensch, dat ben je zelf. 't Is je eigen begrafenis! Nou, ik ben anders springlevend hoor, kijk maar eens. O, Hamlit, O, Ophemia!
O jé, die storm uit het Noord-Westen houdt maar steeds aan. Het heele kerkhof loopt potdome onder.
Gauw, daar drijft je doodkist, Ophemia, daar stappen we op! Zoetjes aan maar, dan breekt het lijntje niet. Ziezoo. Beter der op dan der in, zullen we maar zeggen. Kijk, daar drijft de hoed van een van de bidders. Die zijn er nou nog eerder geweest dan jij. Hou je maar stevig aan me vast!
't Is een kouwe grap hoor, om hier te blijven staan blauwbekken. Zouden ze niet aan ons komen redden van de brandweer?
Wacht, daar heb je den geest ook weer. Wees maar niet bang, hoor je, hij zal je niks doen. Hij eet uit de hand.
Hamlit, gij hebt alwederom den verkeerde gedood! Wreek mij!
Ja vader, ik mag met blindheid geslagen worden, als ik het niet doe. Als ik maar eerst op het droge ben.
Het water zakt. Zij zijn gered geworden! Einde van de zesde afdeeling.
Moeder, denkt u nog wel eens over uw ouwe gemaal, mijn vader?
| |
| |
Ach, Hamlit, wat zal ik je zeggen? - Kijk eens, hier is zijn portret.
Knappe man was het toch, ik lijk precies op hem, wat? Wat een oogen had hij in zijn hoofd! Nee moeder, u bent er niet op vooruitgegaan, als ik het u nou maar eens eerlijk mag zeggen, ik mag u niet vleien. Kijk daar vlak naast daar hangt hij. Dat is toch lang niet dàt hè? Vind u nou eigenlijk zelf ook niet dat hij zoo iets sjagrijnigs over hem heeft, net of hij 'm achter de mouw heeft? Ach Hamlit, schei toch uit, ben ik toch eenmaal aan hem getrouwd! - Kom nou moet u niet gaan huilen; neem maar liever een glaasje wijn, dan kikker u weer wat op. Hier pak aan, ik heb geen trek....
Als hij de koningin het glas heeft ingeschonken, begint Hamlit weer over de portretten te boomen.
Maar terwijl is de koning binnengeslopen, Wacht, daar moet die Hamlit zeker uit drinken. Die kijkt me toch altijd zoo raar aan. Net of hij wat in de gaten heeft. Staat hij mijn portret er weer op een reuzenmanier door te halen, achter mijn rug! Wacht, ik zal hem vergiftigen, ben ik meteen van hem af.
Meteen neemt hij een fleschje uit zijn zak, dat heeft hij altijd bij zich, en druppelt wat in het glas. Maar nu neemt de koningin het glas op. Maar wat is dat, de oude koning op het portret begint te leven, het is de Geest. Hij ziet alles. Gauw wil hij de koningin waarschuwen, maar zij heb het glas al leeg, en ploft dood neer.
Nog heb je me niet gewroken, Hamlit!
Ja 't is waar. Maar nu is het uit ook. Ik zal hem uit- | |
| |
dagen, de ellendeling, weet hij meteen waarvoor het is. Mijn hoofd zal af vallen, als ik 't niet doe.
Zoo gezegd, zoo gedaan. De koning moet de uitdaging wel aannemen.
Het steekspel is begonnen. Dat zal je wat geven! Een ridder geheel in zwarte wapenrusting, komt aangereden. Het is Hamlit, de zwarte Prins. Hoera! De koning komt van den anderen kant. Vooruit maar, er op in. Geef ze de ruimte. Het volk juicht Hamlit toe! Haal op, Hamlit! Kijk, hij heeft hem al geraakt. Toe maar! Mooi zoo, nog eens. Ha, hij valt al van zijn paard af. Beken nu maar, schurk. Ik beken.... Ophemia komt ook aangeloopen. Ze omhelzen mekaar. De geest verschijnt nog eens voor het laatst. Nu ben ik gewroken geworden! Ik zegen je.... Ik verdwijn.... Einde van de zevende afdeeling.
|
|