Hoofdstuk XXI.
Moord vóór, moord na!
Duidelijk bleek het den graaf, de ééne misdaad de andere uitlokt! Ternauwernood had hij de keel van den stomme gegrepen, toen de keukenmeid, welke orders voor het menu had willen inwinnen, binnentrad. Voor deze van haar schrik bekomen was, had graaf Victor haar doorstoken. De werkster, kwam een oogenblik later om haar instructies, maar deze, zoowel als de kamenier, het loopmeisje en het knechtje zagen zich, dadelijk bij het binnentreden, aan den stapel lijken toevoegen!
Het gezin was thans, (met uitzondering van den stommen knaap) uitgemoord; want ook Bébé's luid keffende schoothondjes ontgingen het bloedbad evenmin!
Maar nog was de bloeddorst van den graaf niet gestild!
Met helsch welgevallen in zijn weerzinwekkenden grijnslach, bezag hij, in een elegante houding op de sofa rustend, zijn slachtoffers, daarbij geen oogenblik den knaap loslatend. Juist toen hij eindelijk besloot, zijn beulswerk te voltooien, hoorde hij met schrik een hard, scherp geraas op straat. Wat was dat?
Indien de werkster, die daar echter zielloos lag uitgestrekt, nog maar tot het rijk der levenden behoord had, zou zij hem zonder dralen hebben verteld, het de ratel was van Bertus, den wijd en zijd met eere bekenden aschman!