Hoofdstuk XIV.
De verborgen schat!
Over de puinhoopen der ruïne van Zwartburg, slopen drie gedaanten!
Eén daarvan droeg een spade.
‘Hier is het!’ sprak hij en begon te graven.
Plotseling slaakten alle drie gelijktijdig een vreugdekreet!
Een zak vol goud en edelgesteenten was er uit gekomen.
‘Mooi!’ zei nu de graaf van Zwartburg, want één dezer gedaanten was de zijne. ‘Ik dank u. Gij kunt gaan!’
‘Wat is dat!’ riep zijn zoogbroeder uit. ‘Gelijk op deelen, zeg ik!’
Maar de bovengenoemde grijnslach, was wederom zichtbaar geworden. De graaf hield de spade gereed. Één doffe slag - zijn zoogbroeder was niet meer!