doode aanduwen. Toen pakte hij het hoofd weer in, greep mij bij den arm, liep naar beneden, en trok mij in het rijtuig.
Wij hielden stil voor een fotograaf!
Sir Sherlock Holmes ging met het valies naar binnen, en kwam een kwartier later terug. Toen reden wij naar het telegraafkantoor. Ook daar bleef hij tamelijk lang. Vervolgens begaven wij ons naar ons hotel. Ik verbaasde mij, dat hij niet naar het huis terug ging, maar zei niets. Hij was tamelijk onrustig, en wachtte blijkbaar op iets.
Om half elf verscheen een telegram, dat hij opende. Ik zag, dat zijn vermoedens,
.... had den inspecteur bij de keel gegrepen.
welke het ook mochten zijn, bevestigd waren. Nu begaven wij ons naar het politiebureau.... Sir Sherlock Holmes vroeg den inspecteur Broadstreet te spreken. Hij werd op diens kantoor gelaten. Ik volgde hem. Nu gebeurde er iets verrassends!
Sir Sherlock Holmes had geheel onverwachts den inspecteur bij de keel gegrepen!
‘Sluit de deur, Watson!’ hijgde hij.
Ik gehoorzaamde.
Inspecteur Broadstreet was op een stoel gezonken.
‘Meneer de inspecteur,’ zei Holmes nu heel kalm. ‘Deze zaak gaat den doofpot in. Wij zullen de misdaad voor het publiek toeschrijven aan den inbreker Burke, die van morgen is gestorven. Dr. Watson zal daarvan wel een verhaaltje opdìsschen. Hij bezit veel fantasie. U betaalt daarvoor honderd pond. Maak de deur maar