ve een teken van eerbied en ontzag, want de enige keizer, die hier in aanmerking kwam, bevond zich toen al niet meer in Europa.
Naar deze Octave Trublet nu werd ik door mijn oom Johann als huisonderwijzer gestuurd, - zo kan men het wel zeggen. Hij had alles al in orde gemaakt: Octave Trublet wachtte mij. Schrijven was onnodig. Drie of vier dochters, jong nog, zou ik onderwijzen, er was ook nog een knaapje, meende hij zich te herinneren, een zoontje. Trublets vrouw was een canaille, - mijn oom Johann gebruikte het Franse woord, - maar die hoefde ik niet te onderwijzen, hoogstens op te voeden, als ik de kans kreeg. Trublet zelf was een allervriendelijkste man, wat eenzelvig, wat verlegen, maar met hart voor iedereen. Hij was, als wij allen, protestant. Een groot, een belangrijk koopman, handelend vooral in etenswaren, - niet in kleren, niet in uniformen natuurlijk meer, - zelfs niet in handschoenen, zoals al zijn stadgenoten. Trublets vader had handschoenen gefabriceerd, voor miljoenen! Een passende industrie voor zo'n zachtaardige bevolking, maar door de revolutie en wat daarop volgde was er de klad ingekomen en Trublet had er zich van teruggetrokken. Ik teken hier nog bij aan, dat mijn oom Johann, en des te bewonderenswaardiger leek het mij, dat hij zo goed op de hoogte was, de laatste tien jaar Octave Trublet niet meer bezocht had.
Toen ik aan het eind van ons gesprek mijn oom eraan herinnerde, dat alles van de toestemming van mijn ouders afhing, liet hij een spottend lachje horen:
‘Lijkt het je erg waarschijnlijk, waarde neef, dat ze na alle moeite, die ik mij gegeven heb, nog zullen weigeren?’
‘Neen oom,’ zei ik eerlijkheidshalve, ‘ik weet ook niet waarom ze zouden kúnnen weigeren. Maar formeel... Ze moeten als het ware de káns krijgen om te weigeren, vindt u ook niet?’
Hij zette grote ogen op. - ‘Hoe nu? Voel je er zelf soms niets voor? Formaliteiten! Ik wist niet, dat een jongeman van jouw jaren daar om gaf.’
‘Juridisch bedoel ik,’ haastte ik mij te zeggen, ‘het zijn mijn ouders tenslotte. Ik ga heel graag naar Grenoble, dat heeft u wel aan mij kunnen merken, maar... en dit is de verklaring van mijn zin voor formaliteiten in dit geval... wanneer we hen voor een fait accompli stellen, zouden ze wel eens de handen van mij kun-