Brieven uit de oorlogsjaren aan Theun de Vries

21

[GROOT NEDERLAND]
[redactie]

Doorn 26-4-'41

Beste Theun,

Dank voor je brief. Neen, je hoeft Van Tricht niets te vragen; Stols neemt die essaybundel, dus voorloopig ben ik onderdak wat dat betreft. Vraag hem wél even of er bezwaar tegen is, dat ik mijn essay voor de reeks wat langer maak, b.v. 4 vel, als het zoo uitkomt. Ik zit midden in de lectuur van de latere deelen van Proust, maar hoewel ik alles bij elkaar heel veel materiaal verzameld heb, geloof ik, dat het tenslotte toch niet over Proust zal gaan. Ik was eerst van plan uit te gaan van ‘Proust en de metafoor’, maar daar blijkt al een boekje over te bestaan, dat niet eens slecht is! Ik zocht toen in mijn aanteekeningen naar een ander gezichtspunt, en vond het bij de eerste oogopslag, gek genoeg. Maar dit gezichtspunt heeft zich nu, min of meer onafhankelijk van Proust, dermate ontwikkeld, dat ik er meer voor voel het afzonderlijk te behandelen dan op de wijze van mijn Rilke-essay literatuur en philosofie al te compact samen te

[p. 26]

behandelen. Het moet een soort philosofie van het ‘te laat’ worden, waarvoor ik, zonder Proust, altijd nog wel eenige ruimte noodig heb. Daarbij komt dan nog, dat ik mij eenigszins gehandicapt voel door de groote rol, die de sexueele inversie bij P. speelt. Wsch. kan ik dit beter behandelen (of niet behandelen) in een korter essay. 50 pag. over P., waarin deze zaak alleen maar ‘aangeduid’ zou worden, is al te belachelijk, voor den ingewijde. Overigens wacht ik nog even tot de reeks in kannen en kruiken is.

Verder geen nieuws, ook niet over de politieke zaken.

Hart. gr. van je
Simon