Gestelsche liederen(1949)–Simon Vestdijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] II [pagina 103] [p. 103] Proteus Lang moet men zwoegen voor men hem betrapt; Men moet in 't water gaan, en zijn gelijke Worden, en hem scherp in de oogen kijken: Tien tegen éen dat hij dan nog ontsnapt Door naar een verre zandbank uit te wijken; En als hij in zijn tegenstand verslapt, Ontkomt hij aan de plicht van 't zienerschap Door op éen van zijn robben te gaan lijken. O Proteus, 'k laat u liever als de golven Met al uw robben uit mijn oogen gaan Dan dat 'k van ú de toekomst hooren moet: Geen and're toekomst golft er in uw bloed Dan die steeds door zichzelf weer wordt bedolven En die niet reikt tot 't strand van het bestaan. Vorige Volgende