Gestelsche liederen(1949)–Simon Vestdijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] Augustus De warmste dag, en dit merkwaardig korten Der dagen, waar de dood de hand in heeft, De dood van 't jaar, die zich nog op wil schorten, Doch reeds in koop'ren donderkoppen beeft. En als de hondsdag ons het graan niet geeft, Dan komen onverhoeds de ijscohorten Van koning Winter grijnslachend en scheef Zich op het onbeschermde bouwland storten. Een grijsaard, heet en geil, verwarmt zijn leden Aan de eigen brand, en brandt geweldig op, Met heel zijn toekomst saamgeperst in 't heden. Maar als hij met zijn malsche prooi terneerligt, Slaat hem de hitte, en op zijn kale kop Buigen de laatste halmen onder 't weerlicht. Vorige Volgende