| |
| |
| |
De liefde van Bakhuizen
I
In October 1843 kwam Bakhuizen te Luik. Hij huurde er kamers - hij en zijn vriend Cats Bussemaker - op de Place du Marché boven een handschoenenwinkel waar de Etoile d'Or uithing. Hij hoefde maar een vloerluikje op te lichten, dan zag hij de twintigjarige Julie, het zachte en goelijke dochtertje van het echtpaar Simon, daar beneden bezig. Van de hoogere verdieping, waar het gezin woonde, drong de feestvreugde tot hem door als, op een naamdag van de moeder, oudere broers en jongere zusjes - in 't geheel waren er zeven kinderen - zich om de ouders vereenigden. In dit jolige waalsche gezin werden Bakhuizen en zijn vriend weldra opgenomen. Hij zelf als Monsieur le gros, Bussemaker als Monsieur le grand. Julie was in hun gesprekken het lievertje. Er werd gezwartepiet, en Bakhuizen maakte er zijn werk van Julie te laten winnen. De toon van haar Payez, Monsieur! had voor hem een bekoring waarvan hij zich niet kon losmaken. Hij mikte met bonbons naar haar, door het luikje. Hij zat haar na met Pâte Regnauld als ze hoestte. Hij deelde met haar de liefhebberij voor het waalsch, waarin zij rijmpjes schreef. Kortom, hij was verliefd en lastig, en grappig en zorgzaam, en had, onder schijn van een komedie, begonnen uiting te geven aan gevoelens, die voor hem doodelijke ernst waren.
| |
| |
Zijn dwepen nam een meer romantische vorm aan toen hij op een avond langs de Carmelieten-kerk komend, er binnen slipte en Julie waarnam terwijl ze geknield aan haar bidstoel lag. Zij leek nu, vond hij, op de zachte, ietwat droefgeestige, Mignon van Scheffer, waarvan een prent in zijn kamer hing. Zooals deze in haar oogen het verlangen naar Italië, zoo droeg Julie in haar vrome oogopslag de herinnering aan een hemel, waaruit ze misschien wel gedaald was tot redding van hem.
Hij was toch immers een zondaar die gered moest worden - waarom dan niet door deze, ook volgens 't zeggen van haar moeder een ‘ange de douceur et bonté’. Wat deed het er toe of zij een gewoon meisje was, van rang noch stand, zonder rijkdom of ontwikkeling. Mignon was Mignon, hoewel ze een opgeschort rokje droeg en op bloote voetjes liep. Julie was Julie, en geen enkel gemis kon dit veranderen.
Dat er in zijn liefde voor haar gevaren en bezwaren scholen - ik geloof niet dat hij dit een nadeel vond. Hij had nu eenmaal zijn kracht en zijn verstand niet voor niets. Bezwaren en gevaren zijn er, opdat we ons teweerstellen. Zeker was ook, dat, indien ooit, hij thans behoefte had aan een doel dat zijn heele weerbaarheid uittartte en in spanning bracht. Hij moest toonen wie hij was en dat kon hij alleen door op zichzelf te bouwen. Maar ter wille van wie? Ter wille van zijn eigen verslagen persoonlijkheid? Wij zijn zóó gemaakt dat we dit minder goed kunnen dan het te doen ter wille van een klein meisje. Lui als hij was, zou hij om haar werkzaam zijn. Zij was zijn eigen buiten zichzelf gestelde luiheid in bevallige gedaante. Protestant als hij was, zou zijn heele
| |
| |
romantische katholiciteit in haar door hem worden aangebeden. Half als hij was, zou zijn overgave aan haar heelheid hem noodzaken zich van zijn eigen vaderlandsche halfheden bewust en los te maken.
Dit alles bedacht hij niet, ten minste niet dadelijk. Maar met een instinktieve zekerheid greep hij, zoodra hij in Luik was, deze eene kleine gestalte als de kern van waaruit hij zijn leven regenereeren zou.
Daarom is de liefde de reddende macht bij uitnemendheid: zij geeft aan gemoed en geest gelijkelijk een levend middelpunt.
Bij Van den Brink begon al aanstonds die vernieuwing en eenmaking. Zijn hartstochtelijke gedachten konden niet nalaten zich om Julie Simon te bewegen. Veertien jaar ouder dan zij, kon hij zoo goed haar oom verbeelden als haar minnaar. Terwijl hij, in luiksch dialect, haar ‘binamé gros monsieu’ was, kon hij haar ‘M' binamaye grand'-feye’ (dat is fille ainée) noemen, zooals het jongere zusje, de schertsende Titine, zijn fille cadette heette. Bovendien was men in het Walenland, waar losheid van toon en vroolijke grappen geen afbreuk hoeven te doen aan vroomheid en zedigheid. Zoo kon - toen Van den Brink eenige weken in Brussel was - Julie hem in luiksch rijm te kennen geven, dat wie zijn voordeel niet weet te doen met de wereldsche vermaken, niet anders, parbleu, dan een oude schoen mocht genoemd worden. Er werden kleine geschenken gewisseld: bonbons waren Julie altijd welkom en op St. Nicolaasavond ontving Van den Brink een steenen poppetje, een vrouwtje met een draagmand op de rug, een ‘hotteuse’ of zooals het in 't Waalsch heet, een ‘botteresse’, - welke ‘botteresse’ de rijmbrieven in ontvangst nam die 't meisje aan haar
| |
| |
‘gros monsieu’ had toe te richten. In die briefjes mocht zij hem even goed verzekeren dat hij altijd haar ‘binamé’ zou blijven, als ze haar voorliefde voor bitterkoekjes erin mocht meedeelen. De goede raad geen gat in de dag te slapen hoefde ze bij gelegenheid niet terug te houden.
Tijdens het carnaval liepen de beide Hollanders, met misschien nog eenige anderen, in burnous en tulband door de stad, als bedouienen van Abd-elkader. Zonder twijfel zal de verliefde Arabier ook aan deze nieuwe rol eenige voordeelen ontleend hebben. Maar tot vrijerij liet het meisje het niet komen. Zij aanvaardde een armband, een ‘lien d'amitié’, maar zonder hem dadelijk te dragen. Zij gaf als tegengeschenk een oranjekleurige beurs die ze zelf gewerkt had en daarbij een waalsch versje. Zij weigerde geen kus, waarmee de verrukte haar bedankte. Dat achter het spel ernst zou schuilen, werd niet uitgesproken.
En toch - de toon van het versje bij de beurs was wel ernstig.
La riknohanse estine sakwet d'bai, |
La reconnaissance est quelque chose de beau, |
d'jiv zel deu ê prov zèl mostré, |
je vous la dois et pour vous la montrer |
d'jiv fai kadô dine bouse ki d'ja fai |
je vous fais cadeau d'une bourse, que j'ai faite |
d'vin sisse tintencion, m' binamé. |
dans cette intention, mon bienaimé. |
Wârdél bin fé zê dê ka |
Gardez la bien, faites en du cas, |
nime rouvi maije, d'vin vo voiêtche |
ne m'oubliez jamais dans vos voyages, |
d'jine vi d'mande qi soula |
je ne vous demande que cela, |
| |
| |
si nê nin baikô sa n'vo nin ine atêtche, |
ce n'est pas beaucoup, ça ne vaut pas une épingle, |
mai sa m' fret plaisir di veye |
mais cela me ferait plaisir de voir |
qi di lon kom di prêt |
que de loin comme de près |
vo pinseré todi a julie vose feije. |
vous penserez toujours à Julie votre fille. |
pomepare, todi d'jime sovairet |
Pour ma part, toujours je me souviendrai |
des attencion kvo zavé por mi |
des attentions que vous avez pour moi |
ê tan kidje vikret |
et tant que je vivrai |
d'jine ê pièdrêt maije li sovni. |
je n'en perdrai jamais le souvenir. |
Laat in de lezing van dit gedichtje al de snaaksheid invloeien die het waalsche rijm lijden kan, en vergeet niet dat zij die het schrijft een rol speelt, de rol van luiksch-pratende gefingeerde fille ainée tegenover een al wat oudere heer, een kommensaal van haar ouders. Neem zelfs aan dat de gedachte aan een blijvende betrekking met die geleerder, deftiger, misschien gefortuneerder, maar zeker protestantsche vreemdeling onmogelijk in het meisjeshoofd zou kunnen opkomen. Ook dan nog voelt men die regels als onmiskenbaar ernstig en hartelijk.
Zijn ze zelfs niet meer?
Zij drukken ‘een kleine echte spijt uit’ - zeggen de verhalers van deze ‘Levensroman’: C. en M. Scharten-Antink - en zijn zoodoende ‘bijna een - onbewuste - bekentenis’. Zoo is het wel. In het nederlandsch omgezet luidt de onuitgesproken gedachte van het meisje: gij, vreemde heer, die nu enkele maanden zoo goed en vriendelijk voor me geweest zijt, gaat straks weg en ik vrees dat ge in
| |
| |
verre landen en onder andere menschen mij weldra vergeten zult. Wees zeker dat ik die hier achterblijf het u niet zal doen.’
Minnaars verstaan slecht, juist omdat zij altijd vol vrees zijn. Bakhuizen vreesde ook. Zijn heele gedrag zal hem van maand tot maand en van jaar tot jaar worden ingegeven door de vrees dat hij Julie verliezen zal. Evenals Julie, vreezende dat hij haar vergeten zou, haar gedachte bedekt uitsprak, sloot hij, een antwoord vreezende, zijn verklaring weg in latijnsche disticha, die ze lezen noch begrijpen kon, hoewel hij ze haar ten geschenke en ten antwoord gaf.
Julia namque suis miserum me cepit ocellis
Meque semel captus solvere posse nego.
Of broer Eugène, de jonge kapelaan, tenminste die slotregels voor haar vertaalde, - zoo hoopte hij. Maar wat hielp het of Eugène gewillig was! Het dichterlijke spel mocht in waalsche rijmen of in latijnsche disticha gevoerd worden: het wachten was nu op het oogenblik dat de ernst van de liefde onverhuld te voorschijn kwam.
| |
II
In Maart vertrok Bakhuizen naar Bonn en het verheugde hem dat hij evenals te Luik op een Place du Marché kon afstappen, en zijn intrek nemen in een hotel dat l'Etoile d'Or heette. De kamers die hij daarna betrok stoffeerde hij met luiksche herinneringen, zooals ook zijn gemoed met geen andere gestoffeerd was.
Julie was ziek geworden en liet zich door Titine
| |
| |
verontschuldigen over het uitblijven van beloofde dialect-rijmen.
Zij kwamen een maand nadat hij geantwoord had. Ook in dat antwoord had hij zijn gevoel duidelijk genoeg uitgesproken, maar het was gericht geweest aan M' binameye grand'feye en onderteekend Votre dévoué bédouin. - M' binamé gro, begon dan ook haar rijm-brief. Ook zij zei alles: de genegenheid was zoo gulhartig mogelijk; maar ze was scherts en ze kwam van ‘vosse binameije grande feije’. Er was evenwel één plaats waar de ernst om de hoek gluurde.
Au revoir donc, mon bien-aimé gros,
portez-vous bien, et ne devenez pas plus sot,
il faut garder son bon sens
pour les sérieux moments:
et nous ne faisons que rire.
Dat klonk als het besluit van haar ziekbed-over-wegingen, een besluit dat toch nog een vraag was. Het is de vraag die door gevoelige meisjesharten zoo vaak gesteld wordt: Ge doet verliefd genoeg, maar ten slotte is er ook een ernst, en - nietwaar? - ge bedoelt immers niet meer dan scherts?
Komt ge nog, zooals ge van plan waart, op mijn naamdag over? vraagt ze dan.
Die 22ste Mei kwam hij werkelijk. Van weerskanten moet toen zijn gevoeld dat de toestand onhoudbaar werd. Voor welke bezwaren Julie ook gevoelig mocht zijn - en zeker waren er -, van scherts alleen kon zij niet langer leven. Hij van zijn kant had ook bezwaren: de toestand van zijn fortuin, zijn moeder van wie hij afhankelijk was, Truitje Toussaint, die zich als zijn verloofde beschouwde, die edelmoedig
| |
| |
geweest was en hem zijn woord niet had teruggegeven. Hij kon de hare kennen, maar zij niet de zijne.
Bij dat bezoek was Julie teruggetrokken; en hij dorst zich niet uitspreken. Toen hij heenging zei Titine hem dat de briefwisseling zoo niet kon voortduren, dat er maar één geval bestond waarin ze toelaatbaar was. Julie zelf beloofde niet dat ze schrijven zou.
Twee weken overwoog Van den Brink hoe hij zich gedragen moest. Hij kon Julie niet opgeven. Haar ten huwelijk te vragen was ondoenlijk. Hij deed wat kon en wat moest: hij schreef haar onomwonden dat zijn gevoel voor haar liefde was.
Onomwonden is wat veel gezegd. Bakhuizens brieven zijn altijd verhandelingen. Het onderscheid tusschen hem en Julie was zoo groot, zijn toestand bevatte voor haar zooveel verborgenheden, hij had dientengevolge zooveel voorzorgen in acht te nemen, eensdeels opdat zij niet vernam wat ze niet weten mocht, anderdeels opdat ze werd voorbereid op wat ze later mischien zou hooren, dat er geen sprake kon zijn van een simpele mededeeling. Hij schreef als diplomaat, met achter zich het gewicht van eindelooze overleggingen, en in een fransch dat door zijn aangeleerdheid zelf hem dwong tot bedachtzaamheid. Bovendien was ook afgescheiden van bizondere omstandigheden zijn aard didaktisch. Het doorwerkte betoog was de vorm waarin zijn krachtige overtuiging zich het natuurlijkst uitdrukte.
Maar in dat zware weefsel lag de verklaring heel duidelijk, zooals hij altijd met volmaakte helderheid geweten heeft naar welk doel, langs welke lijnen, hij zijn werkdadige volzinnen voortstuwde.
Nù was het doel Julie, haar liefde - al toonden
| |
| |
de lijnen waarlangs hij haar bereiken wou, menige verwondenheid.
Op dit schrijven, dat begon met Ma chère Mademoiselle, ontving hij eerst vier weken later antwoord.
Het was juist wat hij verwachten kon.
Julie was op de achtergrond. De laatste beslissende wenk had Van den Brink ontvangen van Titine.
Het antwoord luidde:
Liège le 3 Juillet 1844.
Monsieur.
votre lettre a julie m'a été Communiquée par elle; connoissant sa timidité, souvent blamable c'est vrai, vous comprendrez facilement son silence; en bonne mère je dois repondre pour elle en vous fesant observer toutefois, que ma fille L'ignore; les sentiments que vous manifestez dans votre lettre, s'ils sont vrais, ne seront pas Contredis par moi, mais le tems seul pourra les faire partager par julie; d'ailleurs, quoique rigoureusement arrivée à L'âge de se marier, ma fille est encore loin d'avoir L'habitude du monde dont elle ne connoit pas mêmes les écueils. Tout ce que je puis, c'est de vous assurer de notre part un accueil amical chaque fois que vous voudrez bien nous faire visite, en attendant votre retour, agréez Monsieur L'Assurance de ma parfaite considération.
L'épouse Simon.
ps. Toute ma famille se porte bien.
Van den Brink's brief was geen huwelijks-aanzoek. Hij kon dat niet doen en deed het niet. De vraag van een aanstaande verloving was niet gesteld en kon dus
| |
| |
niet overwogen worden. Alleen die van een vertrouwelijke omgang tusschen twee verliefden.
Het was het natuurlijke gevolg van Van den Brink's omstandigheden, dat hij van Julie een liefdesverklaring wenschen moest zonder zich tegelijk met haar te verloven.
Ik stel deze zakelijke en vormelijke beschouwing voorop, omdat die inderdaad de doorslag moest geven in het afwegen van de weerzijdsche verhouding.
Tegelijk is een tweede opmerking van beteekenis.
Julie had tot nu toe niets gedaan dan in samenhang met haar familie, onder onmiddelijk toezicht van haar moeder, met medeweten van Titine. Zelfs waren de luikerversjes die zij gemaakt had, door Louis, haar broer, in het net gebracht. Afhankelijkheid en volgzaamheid lagen ook geheel in haar aard, die zacht en eenigszins indolent was. Nu dreigde evenwel Van den Brink's verklaring dit verband opeens te veranderen en misschien wel los te maken. Zij zelf, wier gevoel, maar half bewust en onder 't oog van haar verwanten, hem was tegemoet gegaan, zou plotseling voor zichzelf spreken. Voor die daad alleen al moest zij terugschrikken. Haar gevoel voor Van den Brink was daartoe noch hevig noch vrij genoeg. Maar daarenboven zou zij door die daad een verkeer scheppen dat alleen berustte op uitwisseling van gemoedsbewegingen, waarvan zij de macht vermoeden kon, maar zonder ze te hebben ervaren, en die zij - voor zoover ze van hem kwamen - in begrijpelijke beschroomdheid vreezen moest. Er was maar één zekerheid waardoor ze die schroom overwinnen kon. En wel juist die waar Van den Brink van zweeg: de verloving. Als in de plaats van het oude verband een nieuw kwam, als de goedkeuring van de ouders haar
| |
| |
overdroeg aan hem die beloofde haar een andere kring te scheppen in de plaats van de eerste, dan zou zij haar gevoel voor hem kunnen koesteren, eraan toegeven, de vrees op zij zetten voor zijn hartstochtelijkheid. Voor een jonge vrouw van haar geaardheid en opvoeding was een andere weg niet mogelijk. Waar dus deze zich niet opdeed bleef ze in afwachting, luisterend naar de meeningen van haar omgeving.
Want ook die omgeving had haar bedenkingen. De vader was niet in het vertrouwen; maar de moeder handelde voor hem; zooals ook zij, en niet hij, op de hoogte was van de winkelzaak. Die zaak ging niet goed - het verhuren van kamers was misschien al een bewijs ervan -, haar drie dochtertjes waren niet sterk en konden moeielijk zelf voorzien in hun onderhoud, - de heer uit Holland was protestant en vreemdeling, maar hij was niet zonder middelen, hij was verliefd, hij was hartelijk, persoonlijk mocht zij hem. Zoo zij als moeder in elk geval een mogelijk huwelijk voor haar dochter gewenscht zou hebben, - bij veel bezwaarlijks was in een huwelijk van Julie met Bakhuizen zeker veel dat haar aanlokte. Maar - hij sprak van geen huwelijk. En zoo, zijn persoon en zijn brief, het gevoel van haar dochter, de zwarigheden die zij voorzag van man en biechtvader, de heele onzekerheid van de toekomst in harmonie brengend met haar eigen wenschen en die van belanghebbende partijen, nam ze het besluit dat alle tegenstrijdigheden weldadig vereenigde: zelf te schrijven, Julie niets te doen beloven, maar ook niets te doen afwijzen, en duidelijk te doen uitkomen dat, wat haar zelf betrof, Bakhuizen indien zijn gevoel oprecht was, op haar kon rekenen.
| |
| |
Het zwaartepunt van het briefje lag namelijk, mijns inziens, in die ééne kleine tusschenzin betreffende de door hem uitgesproken gevoelens. Alleen in die woorden ‘s'ils sont vrais’ hoor ik de nasleep van velerlei gesprekken en overwegingen. Wat wisten zij van hem, anders dan de sentimenten die hij had uitgesproken. Wat anders dan sentimenten had hij hun weten aan te bieden.
Dat dit ontbreken van eenige zekerheid goeddeels de houding van Julie, zoowel als die van haar moeder, bepaald heeft, meen ik ook te mogen afleiden uit het briefje dat als ‘billet bleu’ een bizondere plaats heeft in de verzameling.
Bij een vernieuwd bezoek aan Luik had hij Julie even terughoudend gevonden, maar zij had hem toegestaan dat hij om de andere maand schrijven mocht. Hij schreef - dit keer uit Wolfenbuttel - als iemand die nu door zijn pen haar winnen moest. Eerst antwoordde zij in een verloren gegaan briefje: ‘le moment n'est pas encore venu ou ne doit point arriver’. Maar in dat blauwe briefje troost ze hem, doch in welke woorden? ‘Votre constance me touche, je serais ingrate si je ne vous laissais au moins un peu d'espoir; vous avez de trop nobles sentiments, j'espère, pour vouloir abuser de ma sensibilité; vous me connaissez mieux que je ne vous connais, Monsieur, et ne profiterez pas de votre avantage sans doute?’
De volzin is werkelijk heel belangrijk, omdat hij hoop geeft en inderdaad een begin van overgave beteekent, - maar des te meer moeten we er op letten dat hier het zelfde beroep op zijn gevoelens gedaan wordt, dat ook al de moeder gedaan had, en bovenal: dat de gedachte: wat weten wij eigenlijk van u? onomwonden wordt uitgesproken.
| |
| |
We moeten ook niet vergeten dat deze zin waarschijnlijk niet zonder moederlijke bemoeiing werd opgesteld. Het opgewekte gebabbel dat erop volgt, de schertsende wenk dat zij ‘avant toute chose la propreté simple’ beminde, kwam allicht uit een persoonlijker pen.
De onzekerheid was er nu eenmaal. Het duurde dan ook nauwelijks een maand of ongunstige geruchten uit Holland en geloofsbezwaren door haar biechtvader aangewakkerd noopten Julie de betrekking af te breken.
In de tweede helft van December is Van den Brink weer in Luik geweest. Zijn persoonlijke tegenwoordigheid bewerkte dat Julie zich voldaan verklaarde. Een soort geheime verloving werd door haar en haar moeder goedgevonden.
| |
III
Hoewel niet dadelijk zich gevend, had Julie zich van den beginne af tot Bakhuizen aangetrokken gevoeld. Toen haar schroom eenmaal overwonnen was en haar moeder zelf haar vrijliet, deed ze veel beslister dan Van den Brink dorst aannemen, de innerlijke schrede die haar van het ouderlijk gezin losmaakte en aan zijn zij bracht.
Hij ondervond het toen de gevolgen van de verloving zich begonnen te ontwikkelen.
Moeder Simon had in die verloving toegestemd. Zij had dit gedaan nadat Bakhuizen de belofte had afgelegd nooit te zullen willen, zelfs niet te zullen wenschen dat Julie van geloof veranderde, en haar in de vrije uitoefening van dat geloof nooit te zullen belemmeren. De gewetens-vraag was daarmee voor- | |
| |
eerst opgelost. Twee andere vragen evenwel moesten worden beantwoord voordat in de oogen van de beide vrouwen de persoonlijke verloving maatschappelijke geldigheid kreeg. Zou zijn familie in een huwelijk toestemmen en daartoe bij vader Simon de noodige stappen doen? Hoe stond het met zijn fortuin?
Daar Julie's vader al even weinig wist van wat er omging als Bakhuizens moeder, vonden die vragen hun gereede beantwoording in de afspraak dat moeder Simon haar man zou inlichten, terwijl inmiddels de oude mevrouw Van den Brink door haar zoon op de hoogte werd gesteld.
De 10de Januari 1845 schreef Julie dan, naar Breslau: betreffende de ‘grande question’ - ‘je ne puis pas vous dire grand chose, si ce n'est d'après ce que Maman ma communiqué, que papa a été le premier a lui parler, il parait qu'il n'a pas été trop content de ce qu'on ne lui en avait rien dit plutot, et ce qui est pis, qu'il ne donnerait pas facilement son consentement, mais Maman ma dis, que je ne devais rien dire, que je devais la laisser faire. Quand a papa, il ne me parle jamais de votre visite, lorsque je suis seule avec lui, nous causons comme si rien était, il ne me montre pas la moindre humeur, ce qui me fais beaucoup de plaisir. Je dois vous avouer, que si papa métait de la résistance, cela me ferai beaucoup de peine, mais d'après le dire de Maman, je dois espérer que tout ira mieux que je me l'imagine. Voilà tout ce que je sais sur Ce point, si vous désirez en savoir davantage, interrogé Maman, elle vous expliquera tous cela mieux que moi.’
Als Van den Brink aan zijn afspraak betreffende de wederzijdsche ouders herinnerd werd, stond hij natuurlijk duizend angsten uit. Hij dorst met Truitje
| |
| |
Toussaint niet plotseling breken, en hij kon van zijn moeder niet vergen, dat zij een tweede verloofde erkende voordat hij van de eerste gescheiden was. Geloof, geld en stand waren daarnevens nog maar bijkomstige moeilijkheden.
Had hij Truitje Toussaint de heele waarheid blootgelegd, - dat zou wreed maar dapper geweest zijn, en hij zou haar en zichzelf en Julie menig verdriet bespaard hebben. Het zou dan misschien ook spoedig genoeg gebleken zijn hoe weinig de andere bezwaren beteekenden.
Maar - weekheid van gemoed, of zwakheid van karakter - hij dorst het niet. Zwakheid van karakter schijnt het zeker dat hij een half jaar later, Bake zijn nieuwe liefde bekennende, tevens betuigde dat hij haar overwonnen had.
Nochtans - wie zal zeggen dat hij in het labyrinth van één menschenhart de kortste wegen weet? Wie durft oordeelen over wat een ander lijden en doen moet, opdat hij beantwoordt aan het in hem geschapen plan?
Wij hebben alleen vast te stellen dat zijn besluit de eerste verloofde te sparen, Bakhuizen noodzaakte een geheim te hebben voor de tweede.
Een geheim dat zijn gevolgen had.
Het antwoord aan Julie begon met een lang vertoog naar aanleiding van een onbeduidende opmerking waarmee ze haar schrijven besloten had. Noem mij enkel Julie, had ze geschreven. Noem mij geen engel, bedoelde ze. Hij verstond dit niet, of deed of hij het niet verstond. In de uitvoerige bespiegeling van dat misverstand komt de volzin voor: ‘Remplacons donc à la fin cette contrainte qui nous pèse par une intimité cordiale. Désormais mon coeur vous sera
| |
| |
ouvert: vous pourrez y lire toutes mes pensées, parceque votre amour même en chasse toute pensée indigne de vous’. Daarna eerst luidt het: ‘La résistance de votre père me fait peine. Votre Maman m'en fait part dans sa lettre en des termes encore plus expressifs. Mais j'avoue que j'en suis moins préoccupé que du sens de ces paroles, par lesquelles vous avez terminé votre lettre. Une chose qui me soulage d'une grande inquiétude, c'est que sa bienveillance envers vous ne s'est pas altérée par la confidence qu'on lui a faite. Ce serait pour moi le comble de malheur, si je vous savais souffrante pour ma cause. Et cependant si mon affection pouvait encore s'augmenter, vous ne m'en seriez que plus chère. J'approuve beaucoup que vous évitiez les explications avec votre Papa. Je ne sais comment prouver assez ma reconnaissance envers votre bonne Maman, qui s'intéresse si activement à notre bonheur. Embrassez-la de ma part et assurez-la que je ne saurais mieux m'acquitter de mon obligation envers elle, qu'en vous rendant aussi heureuse que possible. Mais délibérez surtout avec elle, s'il pouvait avoir quelque bonne influence, si moi-mème je m'adressais à votre Papa avec une déclaration aussi franche que respectueuse? Quant à moi, il y a trois jours que j'ai écrit à mon oncle. Je l'ai prié de vouloir faire part à Maman de mes intentions. J'attends sa réponse et je l'attends avec quelque confiance. Je connais les principes de Maman sur ce sujet et je ne m'attends pas même à une résistance négative. - Cepandant, sa réponse pourrait se retarder de quelque temps.’
Alleraardigst is het kalme en in zijn onschuld regelrechte antwoord. De heele lange ontsteltenis wordt, als een misverstand, lachend bezwichtigd.
| |
| |
Maar de zaak waarom het gaat, in alle uitvoerigheid nog eens aangedrongen.
‘Chér René. Vraiment, après la lecture de votre lettre, je n'ai su m'enpecher de rire en voyant la manière dont vous avez interprèté le sens de mon postcriptum; en vous disant de ne plus m'appeler que Julie, je voulais par là, vous dire de ne plus me donner le nom d'ange, d'adorable, etc., mais il n'est jamais entré dans ma pensée, de vous défendre de m'appeler votre chère autant que vous le voulez, j'aurai du m'expliquer plus clairement, a l'avenir cela n'arrivera plus. J'espere maintenant que vous serez tranquille.
Je veux vous dire la vérité, tout ce qui retient papa, c'est qu'il ne connait pas votre famille, quand il a parlé à Maman, il a dit que vous étiez étranger, il a aussi demandé pourquoi vous aviez quitté votre pays, c'est que tout cela lui fait faire beaucoup de réflections, il aime trop ces enfants que pour les voir malheureux; voila pourquoi il est si dificile, si en lui écrivant, vous vouliez lui donner quelque éclaircisement sur ce point, cela aidera beaucoup a le vaincre. Se n'est pas que je veuille le moins du monde douter de votre sincérité, mais il est bien juste à un père de craindre pour son enfant, il lui est bien permis aussi de prendre toutes les informations nécessaire, vous ne devez pas lui en vouloir, Je crois que votre Maman en ferait tout autant; quand a moi, je sais gré a papa, de ce qu'il prend part à mes interets, c'est une preuve qu'il m'aime, vous devez en être content. - Pardonnez, si ma franchisse vous a un peu offensé, mais je ne voulais rien vous cacher.’
De arme wist niet welk zwaar geschut zij nu voor het front bezwoer. Niet enkel zijn moeder, niet enkel Truitje, maar zijn heele vroegere leven werd daar
| |
| |
ter verantwoording geroepen. Onder de schok van zijn kloppende hart bereikte de spanning in Bakhuizens omvangrijk brein haar hoogtepunt. Niet aan vader Simon schrijft hij, maar aan broer Eugène zendt hij de voor Julie bestemde brief waarin hij haar, in pathetische bewoordingen, haar woord teruggeeft, als een die te zondig is om het te behouden, en haar een verhaal van zijn leven doet.
Dat wil zeggen: de voorstelling die hij geeft is er een van een aanzienlijk held, die verleid door valsche vrienden geldelijke verplichtingen aanging, welke, tenzij hij uitweek, zijn moeder zouden geruïneerd hebben.
Zeer veel meer bevat de brief. Over zijn werkzaamheden, zijn vrienden, zijn verwachtingen, en over haar zelf, Julie, de engel die kwam om hem te ontzondigen. Hij had gehoopt haar te huwen. Alle mogelijke waarborgen ook voor haar stoffelijk geluk had hij daartoe haar vader willen aanbieden. ‘C'était pour cela qu'il me fallait le concours de ma bonne mère. Depuis que je lui ai écrit, j'ai recu une lettre d'elle, mais elle n'en parle pas. Probablement la date de la lettre est antérieure aux communications que de ma part mon oncle devait lui faire.’
Er kwam antwoord. Eerst van Eugène, daarna van Julie zelf. Zij had van zijn vroeger leven al het een en ander geweten. Zij hield van hem. Zij hoopte alleen dat hij haar huwen kon.
| |
IV
Van Breslau ging Van den Brink naar Weenen. Hij woonde er van April 1845 tot April 1846, het grootste en misschien het gelukkigste jaar van zijn
| |
| |
leven. Zeker van Julie's liefde, vond hij tevens een werk zoo rijk en zoo boeiend, dat hij het zelfs terwille van haar weer te zien, noode kon opgeven.
Uit een gelukwensch met haar naamdag is, midden Mei, dat bekoorlijke woord: hoe benijd ik hen die u bonbons en bloemen zullen aanbieden! ‘Je voudrais moi-même être un petit jardin. Je serais en fleur pour vous durant toute l'année.’
De liefde van Julie werd warmer en inniger. Het toeval van zoekrakende brieven bracht hèm in ontsteltenis, maar ook haar had de angst bevangen dat zich tusschen hen beiden nog iets plaatsen kon. En het onverklaarbare feit dat zij nooit iets van zijn moeder hoorde, drong weer naar boven, nu in de overweging of er misschien iemand was die hen scheiden wou. ‘Dite le moi franchement, Cher René, n'y a-t-il pas de vos parents qui s'opposerait à nos désirs? peut-ètre Madame votre Mère elle-même, ne me le cachez pas, ne craigniez pas de me faire de la peine, la plus grande que j'ai maintenant, c'est que vous pourriez douter de mes sentiments à votre égard.’
Van Geertruida Toussaint had hij deze zelfde zomer nog een brief ontvangen. Aan Bake had hij het doen voorkomen dat een nieuwe genegenheid overwonnen was. Maar in November doet hij Julie's vader een brief ter hand stellen waarin hij verlof vraagt tot schriftelijk verkeer met zijn dochter.
Terwijl het verlangen van Julie hem weer te zien zich aldoor dringender in haar brieven uitsprak - zij leed bovendien aan een zenuwkwaal - wist hij zich eindelijk in de eerste helft van April 1846, van de weensche archieven los te maken.
Van zijn terugkeer in Luik dateeren eerst de voor- | |
| |
bereidselen tot een openlijke verloving. Gerrit de Clercq bezoekt hem, maakt kennis met Julie en haar familie. Aan zijn moeder schrijft hij 30 Mei: ‘Ik zal aan Truitje eerstdaags schrijven; maar ik ontveins niet, dat dat schrijven mij zwaar valt, omdat ik gevoel dat wij onzes ondanks elkander meer en meer vreemd worden. Misschien vertelt Van Hees u wel iets naders, met wien ik meermalen de zaak behandelde.’ En 10 Juni: ‘Ook om aan uw wensch te voldoen, sluit ik ditmaal aan mijn schrijven aan Van Hees een brief voor Truitje in. Hoe het antwoord daarop zal zijn, zie ik met evenveel bekommering tegemoet, als zij mijn schrijven doen kon. Intusschen zij het verre van u, dat gij hieruit een nieuwe stof tot tobben ontleenen zoudt. Ik wenschte eene ontmoeting in België te voorkomen, die misschien voor het oogenblik wenschelijkerwijze ware gespaard.’
De vrees dat zij aan haar voornemen gevolg zou geven en hem opzoeken, deed hem de brief schrijven die haar noopte, maar eerst drie maanden later, hun betrekking te verbreken.
Terwijl Van den Brink gespannen uitzag of in Holland de omstandigheden in zijn voordeel veranderden, en inmiddels heen en weer ging tusschen Luik en Brussel (waar hij zijn archiefstudiën voortzette), werd Julie door het lange wachten moe en bij wijlen prikkelbaar. Tegelijkertijd waren in de Etoile d'Or de geldzorgen zoo dringend geworden, dat Julie namens haar moeder Bakhuizen om hulp moest vragen.
In de Juli-maand logeerde Julie te Marche in Belgisch Luxemburg, bij haar oom en tante Bertrand, die een kind verwachtten. Begin Augustus bezoekt de minnaar er haar die voortdurend naar hem ver- | |
| |
langde. En hier is de onzekerheid die er van het begin af geweest was weer uitgebroken onder de prikkelende uitlatingen van haar oom de praktische molenaar. Was hij maar gekomen, niet slordig zooals hij was, maar netjes zooals zij hem gewenscht had. Bleven zijn verklaringen omtrent zijn moeder en zijn toekomst maar niet altijd zoo dat een liefhebbende vrouw er zich meê paaien mocht, maar geen nuchter mensch er houvast aan had. Wou hij maar één keer één enkel ding geven dat zij toonen kon aan anderen, dat meer was dan schoone beloften, een enkele onweerspreekbare zekerheid. En daar dook de achterdochtige vraag van oom en tante op: was zij zelfs wat haar godsdienst betrof wel zeker?
Toen had zij hem zelf de vraag gesteld: of zijn moeder wist wat hij haar op het stuk van de godsdienst had toegezegd. Het antwoord was ontkennend geweest.
Dan eerst, in Brussel terug, op de 9de Aug. 1846, schrijft hij zijn moeder een volledige bekentenis.
De maanden die nu volgden waren vol boeiende en schokkende gebeurtenissen. Julie, die zich te verweren had tegen Van den Brink's verliefdheid en haar eigen verlangen naar een huwelijk, en die bovendien geplaagd werd door de opmerkingen van haar verwanten, Julie legde in haar lieve en zachte brieven een stelligheid die we tot nu toe niet van haar kenden. Zij schreef hem uit Marche:
‘Ne cesserez vous donc jamais de douter de mon amour? Si je mets quelqu'oppositions à ce que vous m'embrassiez si souvent, c'est que je l'ai promis à papa; mais ce n'est pas là une raison pour croire que je vous aime moins, au contraire, je crois que c'est parceque je vous aime toujours davantage, parceque
| |
| |
je désire que nous soyons dans les bonnes grâces de papa, et surtout que l'on ne puisse se moquer de nous. Avouez un peu René que jamais on a vu un couple amoureux s'embrasser si souvent que nous l'avons fait jusqu'à présent, du moins c'est ce que l'on me dit, et on désire même que nous nous modérions un peu.
Savez-vous bien que moi aussi j'ai des doutes; non pas de votre amour, car je sais qu'il est sincère, mais je crois que votre Maman a beaucoup de peine de vous donner son consentement, elle devrait cependant bien se fier à ce que vous lui dite, et je suis sur qu'elle n'a pas resté jusqu'à présent sans prendre des informations. Qu'est-ce donc qui la retient? cela me rend un peu pensive et ce qui me confirme dans mes doutes c'est que vous m'avez dit que vous ne lui aviez pas parler des promesses que vous mefaites dans la lettre qui est restée chez le Grand Vicaire; que lui avez-vous donc dit sur ce point? car il est bien probable qu'elle vous en ai parlé. Confiez moi cela je vous en prie Cher René, car je vous avoue que cela me tourmente un peu; lui auriez vous quelquefois fait des promesses que plus tard il faudrait rétracter? Car pour moi soyez bien certain que je ne changerais jamais et que je tiens toujours pour bon les promesses que vous m'avez faites.
Encore une fois Cher René, je vous aime beaucoup et cet amour est sincère, véritable, dévoué; me croirez vous une bonne fois, car c'est comme je vous l'ai dejà dis, on ne s'aime pas moins parce qu'on s'embrasse moins; c'est qu'à la fin j'aurais bien un peu le droit de m'offenser de vos doutes car il me semble que je ne suis pas changée a votre égard.’
Van den Brink had verzekerd dat hij binnenkort
| |
| |
een zaakgelastigde van zijn moeder verwachtte, die haar vader voorstellen zou doen. Hij bedoelde zijn vriend Van Hees, wiens komst hij al sedert zijn terugkeer in België had tegemoet gezien. Julie hield hem aan zijn woord en schreef - in een brief waarvan alleen deze uitlating bekend is -: ‘dat hij liever niet meer in Marche haar moest bezoeken vóór die onderhandelingen waren afgeloopen, en hij komen kon met goed nieuws, en met afdoend nieuws.’
De 18de Augustus schreef hij aan zijn moeder: ‘Ik ontveins geene der zwarigheden, die voorshands bestaan of bij u kunnen oprijzen. Maar Van Hees zal u gezegd hebben, dat de tijd drong en dat een decisieve stap moest geschieden. Overleg nog eens alles met Van Hees. Het verheugt mij zeer, dat hij beloofd heeft hier te komen. Zoo zullen wij in de gelegenheid zijn over dit en over alles te spreken, en wellicht tot een gewenscht resultaat geraken. Vertrouw u geheel aan hem, zoodat hij plein pouvoir hebbe om voor u te handelen.’
Nu bekende hij ook, in dit schrijven aan zijn moeder, dat hij Julie vaak had moeten troosten - ‘ja ik moet zeggen door een leugen, maar die ik achtte dat eenmaal een waarheid kon worden.’
Ook aan Julie doet hij een bekentenis, maar een gedeeltelijke. Hij schrijft niet dat zijn moeder tot voor enkele dagen van niets heeft geweten, maar dat hij de goede gezindheid van zijn moeder een weinig overdreven heeft. Tegelijk overdrijft hij opnieuw door te zeggen dat Mevrouw Bakhuizen ‘accorde son consentement de bien bon gré, qu'elle désire notre union, qu'elle fera tout ce qu'elle pourra pour l'avancer.’
Deze goede tijding moest meteen als middel dienen
| |
| |
om te bewerken dat Julie haar trouw niet afhankelijk stelde van de voorslagen die zijn moeders afgezant aan haar vader doen zou. Hij kon weten dat, ook al zou Geertruida Toussaint hem zijn woord hebben teruggegeven - en voor dit gebeurd was kon zijn moeder toch niet ijveren voor een nieuwe verloving -, de bedoelde afgezant eer in last zou hebben zijn huwelijk te vertragen dan te verhaasten, en dat van voorstellen aan vader Simon wel weinig spraak zou zijn. Hij schrijft dan ook veel over de mogelijkheid dat géén afdoende maatregelen konden getroffen worden, en over zijn wensch haar liefde te behouden ondanks die mogelijkheid. Maar de voor de hand liggende waarheid schreef hij niet.
Hij toonde zich alweer - vreesachtige en door zijn geweten geplaagde minnaar - niet ervan doordrongen dat Julie hem onder alle omstandigheden liefhad, en hij zag niet dat zij eenvoudig verlangde naar een huwelijk. Was het niet voor haar om wanhopig te worden dat deze groote geleerde man, die zulke eerbiedwekkende epistels schreef, de eenvoudigste werkelijkheid niet wist?
Zij schreef hem dan:
‘Je ne sais comment répondre à votre lettre, vous me faites tant de questions que je ne sais par laquelle je dois commencer à répondre. Vraiment, cher René, je ne vous comprends pas, vous ne vous expliquez pas encore assez clairement dans votre lettre; je vois que vous me cachez une arrière pensée qui vous occupe beaucoup, mais il m'est impossible de la deviner; je désire infiniment et j'insiste même a ce que vous m'expliquiez plus clairement votre pensée. Cher René, depuis longtemps j'ai reconnu en vous, votre bon caractère, votre amour sincère, votre
| |
| |
dévouement; et croyez vous j'y suis restée insensible jusqu'à présent?
Détrompez-vous cher René, quand je vous dis que je vous aime, c'est que je sens bien qu'il me serait impossible de vivre sans vous, et ce ne sera pas les raisons de papa qui pourraient me faire changer, du reste vous savez ce que je lui ai une fois répondu.
Je dois cependant vous dire une chose à propos de vos difficultés matérielles. Je suis bien peinée de ce que vous m'en dites quant à la place qui vous était promise et qui maintenant est douteuse. Cependant cher René, elle ou une autre, est indispensable a notre union, ou a notre bonheur; ce n'est pas que j'ambitionne les grandeurs; Dieu merci, vous connaissez asser la vie simple et retirée que jai mené jusqu'a présent; et lorsque vous me montrerez le moindre moyen d'existence, je suis prête a partager votre destinée, et ce sera pour moi la plus grande satisfaction, de pouvoir contribuer par tout les moyens qui me sera possible a faire le bonheur de mon René.’
Het was een geluk dat tegelijk met dit schrijven Van Hees in Brussel kwam en hem een ringetje van de oude Mevrouw Van den Brink voor Julie overhandigde. Hij kon dit haar zelf brengen, ‘en met verrukking heeft zij het aanstonds aan hare vingers gestoken.’ Het laat zich denken dat deze eerste plechtige erkenning meer dan iets anders in staat was om een meisje als Julie weer een poos te bevredigen. Eerst nu was zij dan toch inderdaad zijn verloofde, voelde zich zoo, werd nadrukkelijk zoo door hem genoemd. Zij kon zich nu beter erbij neerleggen dat het onderhoud van de hollandsche ‘Monsieur’ met haar vader eerst onzeker werd, daarna geheel achterwege bleef.
| |
| |
Te meer, waar haar eigen moeder Van den Brink's zij bleef houden.
De zaken van de Etoile d'Or waren nog achteruitgegaan. Opnieuw vraagt moeder Simon geldelijke hulp aan Bakhuizen. Kort daarop overvalt haar een bloedspuwing. Om een dreigende vervolging af te wenden moest Van den Brink in Brussel een uitstel van betaling voor haar verwerven.
In deze dagen was het dat eindelijk zijn betrekking tot Truitje verbroken werd. Wij hooren dat de gelieven elkander een paar maal per week, soms dag aan dag schreven. Wij voelen leedwezen, vooral om de brieven van Julie, dat zoo weinig van die correspondentie ons wordt voorgelegd.
Ik veroorloof me die eene belangwekkende, bekoorlijke, aandoenlijke, die zij schreef, die zij niet wou zenden, die zij toch zond, en waarin zij zoo geheel gekend wordt, hier aan te halen. Ik doe het met de voorafgaande beschouwing van M. en C. Scharten-Antink. Terwijl ik bij een eerste, oppervlakkige blik op hun uitgaaf vreesde dat zij zich hadden laten verleiden wat veel te geven, ben ik na ingaander lezing van die vrees heel-en-al teruggekomen: ik zou nu eer meer begeeren dan minder. Ook geeft hun heele behandeling blijk van zoowel wetenschappelijke zorg als zielkundig begrip en letterkundige doordachtheid. Waar ik hun voorstelling in het algemeen volgde, ben ik er in enkele belangrijke punten van afgeweken. Op te merken waar en hoe dat gebeurde blijve aan hen die hun werk met mijn samenvatting vergelijken, overgelaten. Wat ik vooral getracht heb, is mijn voorstelling in een andere toon te brengen dan waarin zij de hunne gaven. Wie over verliefden schrijft behoeft het niet te doen als zelf een ver- | |
| |
liefde. Een soort dilettantisch-novellistische verfraaiing lijkt mij even weinig wenschelijk als de uiting van een te dwepend-gevoelige bewondering. Te minder waar soliede vermogens van karakteriseering, en inzichtige rangschikking op zichzelf al een waarborg waren van slagen. Maar de inleiding tot het nu bedoelde schrijven toont hun goede eigenschappen zoo duidelijk, en zoo weinig vertroebeld door de bijkomstige, dat ik haar gaarne overneem.
Nog altijd had Bakhuizen Julie trachten te sussen met verhalen van bemoeiingen bij zijn verwanten.
‘Doch àl meer omwoekeren ziekte en geldnood de “Etoile d'Or”. Een failliet begint te dreigen. Moeder Simon wordt niet weer de oude, blijft zwak. Thérèse's toestand is steeds zorgelijk. En de vader - hij staart verbijsterd de rampen aan, die plotseling naderen over zijn huis. Als zoovele Belgische mannen was hij “un bon père”, maar geenszins het hart van zijn zaak. Een teruggetrokken natuur, tobberig vroom, wel goedig maar wat norsch van aard, leefde hij buiten zijn gezin, geacht onder zijn oude Luikenaars, in het koffiehuis en bij de barbier, een straatje om en in de kerk.
En zooals meer dan een jaar lang hem de correspondentie zijner liefste dochter voorbijgaan kon, zoo had hij zich niet zoo scherp rekenschap gegeven van wat zijn vrouw, de brave maar luchthartige Waalsche, die 't reeds geruimen tijd heeft moeten zien aankomen, ten slotte hem niet meer verbergen kan. Hij, meer dan allen, trekt zich het ongeluk en de oneer aan; hij tobt in zijn stuursche zwijgzaamheid. Hij tobt niet het minst over Julie.... Hij vertrouwt Van den Brink niet, hij begrijpt diens omstandigheden niet; hij kan niet gelooven, dat het
| |
| |
dien ketterschen sinjeur ernst is met zijn kind. Als Van den Brink Titine in Brussel houdt, meent hij zijn twijfel opnieuw te zien bevestigd....
Van den Brink, van zijn kant, hij helpt wat hij kan, hij helpt op de meest onbaatzuchtige en de meest toegewijde wijze, met moeite en met geld. Maar hoe weinig het is, wat hij te helpen vermag, daar waar allereerst geld wordt vereischt, - wij, die zijn financieele omstandigheden kennen, wij weten het maar al te goed. En het voornaamste wat in het gegeven geval hem te doen stond: het bezwaarde gezin van het onderhoud van een der dochters ontheffen, door haar te huwen, - een huwelijk, dat volgens katholieke eischen en Belgische gebruiken reeds lang had moeten gesloten worden, - daartoe was hij in de onmogelijkheid.
Het kon niet uitblijven, of Julie moest van zijn houding, hoe vol goedheid en welmeenendheid die ook was, het onbevredigende opnieuw gevoelen. Al haar oude vragen en onzekerheden komen kwellend in haar boven, en, in de benarring der huiselijke omstandigheden, vorscht zij hem, omstandiger en dringender dan nog ooit, omtrent zijn verleden en zijn toekomst uit.
Cher René. Aujourd'hui dimanche, je suis encore une fois si triste; je me fais tant de questions auxquelles je ne puis répondre; c'est pourquoi j'ai pris le parti de m'entretenir un instant avec mon Cher René.
Avant tout je dois vous dire que je vous aime beaucoup, que je crois a votre amour, et que je suis loin de penser que vous voudriez me tromper, ni que vous vous amusez de moi, comme dit papa. Mais enfin j'ai besoin de vous ouvrir mon coeur, et j'espère que René ne m'en voudra pas.
| |
| |
Voici les réflections que j'ai faites, je me suis dis: pourquoi René qui aime tant sa Mère et qui paraît en être aimé, pourquoi après trois ans d'absence ne retourne-t-il pas en Hollande pour revoir cette bonne Mère? Ensuite vous avez parlé d'une place qui vous était promise et cette place il n'en est plus question; il y a sans doute des raisons pour que cette place vous ai manquée, et je crois que ce sont ces raisons que Louis désirais connaître. Vous lui aviez promis des explications, et maintenant pour un rien, vous les lui refusées; ce n'est pas que je veuille que vous vous expliquiez avec lui; non René vous pouvez le faire avec Maman, mais que ce soit avec cette franchise que je vous connais, votre Julie ne vous en aimera que d'avantage.
Je me suis encore dis, si René pense a se marier, sa Maman etant contente, pourquoi ne cherche-t-il pas à le faire? Vous me direz peut-être que vous ne voulez pas le faire avant de pouvoir retourner chez vous: mais vous ne fixé aucune epoque pour votre retour en Hollande. Vous dites bien encore quelque mois, mais savez vous que voila plus d'un an que vous nous dites toujours la même chose.
Vous m'avez aussi donné à entendre, que d'ici a notre mariage, votre Maman me passerait quelque chose; dois-je vous l'avouer? que cela ma un peu piqué. Je me suis dis d'abord qu'en acceptant vos offres je passerais (pardonnez moi l'expression) pour une entretenue; et c'est pour cette raison que je vous disais, que quoiqu'il arrivât a la maison, je voulais travailler comme mes frères et soeurs. Mais Maman vous a promis de me garder auprès d'elle; dans ma position, je trouve aussi plus convenable de rester avec mes parents; je travaillerais donc avec
| |
| |
eux et pour eux; mais pour accepter vos offres je ne le puis.
Cher René, je crois à votre amour, et j'espère que vous ne doutez pas du mien, je crois que vous comme moi, nous espérons nous marier un jour, n'est ce pas René? et bien savez vous l'idée qui m'est venue, je me suis dis: avec ce que votre bonne Maman voudrait me donner, et ce qu'elle vous donne habituellement ne pourrions nous pas vivre tranquillement ensemble, jusqu'a ce que vous puissiez retourner en Hollande; alors pourquoi ne chercherions nous pas a nous marier?
Du reste Cher René, je ne suis pas la seule que ai fait ces réflections. Maman en est du nombre, et papa n'y pas manqué non plus, il a même dit de plus, que si nous restions encore longtemps de nous marier, qu'il voulait que nous nous séparions pour quelque temps; il a aussi dit que nous nous rendons trop familier l'un avec l'autre; sur ce point je crois qu'il a un peu raison; René je dois encore vous le dire, d'un peu vous moderer et que si vous aimez à me faire plaisir, je vous prierais, de ne plus m'embrasser si souvent que vous le faites ordinairement, et de vous tenir un peu plus tranquille lorsque vous êtes auprès de moi.
Mon René trouvera sans doute étrange la lettre de sa Julie, mais il voudra bien lui pardonner. C'est que je vous dirais que papa doute toujours de votre sincérité, il m'a encore dit: vous voyez comme son cousin arrive, prenez garde qu'un jour il ne vous laisse là, je crains qu'il ne s'amuse avec vous. Voilà les propres paroles de papa. Vous comprenderez maintenant, que lorsque l'on me tient de pareils l'angages cela me fait beaucoup de peine, et ne
| |
| |
saurait autrement que de me porter à faire des réflections; c'est pourquoi j'ai pris le parti de vous écrire mes pensées, et j'espère que mon René voudra bien y répondre.
Encore une fois Cher René, pardonnez-moi si j'ai pu vous offenser, vous voudriez bien me croire que c'est bien innocemment.
Cher René, je vous aime, et personne au monde ne vous aime comme moi, si je vous fais ces explications, c'est pour ma tranquillité; mais je vous prie de croire que votre Julie n'est nullement changée a votre égard; aussi si un petit pas plus (een kus) peut effacer let petits nuages qui pourrait se trouver sur votre front, j'en applique un de bien bon coeur sur ma signature.
Votre Julie
pour la vie.
Liège le 11 8bre 1846
P.S. Promettez-moi cher René, de ne parler a personne de cette lettre.’
Weer ging hij naar Luik om haar gerust te stellen. Weer beloofde hij nadere schriftelijke explicaties. Hij gaf ze eerst een paar weken later, de 30ste October. De brief behoort in het verhaal van zijn leven. Wat kon hij het helpen dat zijn verwachtingen niet meer waren dan verwachtingen, dat de middelen om te huwen vooralsnog niet gereed lagen. Hij mocht zich op zijn liefde beroepen zooveel hij wilde: zijn hoop kon hij nu zoo min als vroeger omzetten in zekerheid.
Wat hij wel kon, was behulpzaam zijn, en hij deed het, in de pogingen van de Simons om te ontkomen aan hun ondergang. Vruchteloos: het failliet bleek onvermijdelijk. De vader, hoe langer hoe meer vervallen, kan niet in huis blijven, gaat naar de familie
| |
| |
te Marche. De Etoile d'Or moet worden verlaten. Julie rept er van in een brief van 1 Dec., die begint met de volgende zinsneden.
‘Cher René, Combien hier je désirais vous avoir auprès de moi, je vous aurais bien des fois répété que je vous aime. Oui Cher René, j'ose vous le dire, je sentais tant d'amour pour vous, que si vous auriez été auprès de moi, je n'aurais pas attendu que vous me demandiez un pas plus, j'aurais été capable de vous en donner un bon de moi-même.
A vous dire pourquoi, j'aurais beaucoup de peine, c'est pour tant de choses a la fois qu'il me serait bien difficile de vous expliquer.
Mon tout Cher René, pendant ces quelques jours que vous êtes resté au milieu de nous, croyez-moi, j'ai bien su apprécier tout ce qu'il y a de bon, de désintéressé, de dévoué pour ma famille, et surtout d'amour pour votre Julie; je voudrais pouvoir vous tracer sur ce papier tout ce que mon coeur ressent pour vous en ce moment. Cher René en récompense de tout ce que vous faite pour nous, votre Julie vous promet autant d'amour qu'elle peut vous en donner, et elle vous assure que son plus grand bonheur sera de faire celui de son plus cher Ami.’
Voor zijn liefde voldoening genoeg, terwijl overigens rondom hem en Julie niets was dan treurigheid. Zij met haar zieke moeder en de zieke Therèse, in twist met Titine, - hij in Brussel met een kontubernaal die aan de tering stierf.
Begin Januari stierf moeder Simon, met een laatste woord Julie aan René opdragend.
Een maand later schreef de weduwe Van den Brink een eerste brief aan haar aanstaande schoondochter. Ze dikteerde hem, want ze kon slecht meer zien, en in
| |
| |
het nederlandsch. Bakhuizen was niet openhartig genoeg te bekennen dat zijn moeder geen fransch kende. Het groot-doen dat zoo vaak de voorstelling van zijn omstandigheden beinvloedde, weerhield hem deze kleine grief van Julie af te nemen. Er was nog iets in die brief wat hem niet paste: zijn moeder had geen reden gehad de waarheid te verbloemen. Zij schreef onomwonden: “Moet deze naauwer vereeniging vooralsnog uitgesteld blijven, hij zal U reeds verzekerd hebben, dat niet mijne gezindheid, maar het gemis van middelen van bestaan daartoe het beletsel oplevert.” Dit was de nuchtere waarheid die hij in weekheid en ijdelheid voor Julie verborgen had, en daar stond ze nu.
Hij stuurde haar de brief niet dadelijk. Hij schreef haar dat er redenen waren waarom hij haar wel spreken wou. ‘Rien de mal cependant, plutôt du bien.’
‘Cher René,’ - is haar antwoord - ‘Dans votre dernière lettre se trouve une phrase qui me fait faire quelques réflections.... Rien que ces quelques mots ont un peu bouleversé votre Julie, qui s'est de suite dit: si c'était tant de bien, pourquoi René mettrait-il devant, rien de mal.’
‘N'allez pas croire’, gaat ze voort, ‘qu'il m'est venu le moindre doute sur votre sincérité, oh non, quand a cela, je suis on ne peut plus tranquille. Mais savez vous ce qui me tourmente? Je crains que vous me cachiez (et je crois avec raison) les difficultés que vous avez avec votre famille pour les faire acquiescer à nos désirs. Cher René, je vous en prie, parlez moi franchement, y a-t-il quelqu'obstacle a ce que nos voeux se réalisent? du moins si tôt que nous l'aurions désiré; s'il doit encore avoir un grand interval, ne
| |
| |
craignez pas de me faire de la peine, j'aime mieux que vous me disiez: il faut encore attendre un an, et plus même, plutôt que de toujours me conduire presque de mois en mois, au moins je saurais à quoi m'en tenir. Je sais que tout cela ne dépend pas de vous, cher René, c'est pourquoi je désire vivement connaître les dispositions de votre famille à mon égard.’
Ook nu weer doet de angst van zijn gemoed hem het onwaarschijnlijke vreezen. Of tenminste de schijn aannemen het te vreezen. Gesteld dat ons huwelijk mij in vijandschap zou brengen met mijn verwanten, gesteld dat het een bedreiging voor mijn toekomst was, - zoudt ge dan uit een hoog plichtbesef, uit onderworpenheid aan Gods wil, misschien mij willen verlaten? - Eerst na deze pathetische vraag en het hartstochtelijke getuigenis dat hij háár nooit verlaten zou, schrijft hij haar, niet de brief van zijn moeder, die hij getracht had verzachtend te vertalen, maar zijn inhoud.
Hoe eenvoudig en recht op het doel afgaand is ook in dit geval weer haar antwoord.
‘Mais la pensée de vous dire de m'abandonner en cas que votre famille ne consentirait jamais à notre union: il me semblait que je ne pourrais jamais me familiariser a l'idée de ne plus revoir mon René, et de vivre éloigné l'un de l'autre. Non, cher René, je crois qu'il m'aurait été impossible de vous dire: René nous devons nous séparer.’
In de maand Maart van dit jaar stierf het jongste zusje Thérèse. Na de dood van de moeder waren de meisjes bij broer Eugène te Verviers ondergebracht. Van den Brink reisde erheen. Bij zijn terugkomst te Brussel vond hij de toestand van zijn kamergenoot,
| |
| |
de jonge Mittendorff, zoodanig verergerd, dat hij de familie waarschuwde.
Bij zijn moeder drong hij aan op werkdadiger medewerking. Ook de geloofskwestie kwam tegenover haar ter sprake.
Na een ernstige ongesteldheid, die hem te Brussel hield, in Verviers komend, was er tusschen hem en Julie niets meer dan de innigheid van twee menschen die temidden van allerlei leed, nauwelijks iets anders dan elkaar hebben om aan vast te houden.
Voor Julie was het welhaast werkelijk niets anders. In de tweede helft van Augustus is ook Titine gestorven. Julie zelf wordt ziek. Bij een luiksche vriendin niet beterend, vertrekt ze met deze en René naar Brussel. Ze herstelt er, gaat terug naar Luik, maar dan op bezoek te Seraing, daarna te Esneux, straks zal het Hoey zijn. Dan kan ze niet langer. Er is nu niets meer tusschen hen, niets meer dat haar gedachten van hem kan verwijderen, niets meer dan hij wat haar het leven levenswaard maakt.
‘Quoique j'espère m'amuser lorsque je serais à Huy, je voudrais cependant que ces jours fussent passés puisqu' alors je reviendrais sur Liège, où je espère trouver à mon arrivée celui vers qui toutes mes pensées se reportent, et que j'aime tant que je désirerais ne plus devoir le quitter. Oh René! si vous m'aimez comme vous le dite, faite tout ce qui dépend de vous pour que le jour ne soit plus éloigné, ce jour après lequel nos coeurs soupir.’
Hij was niet in Luik toen zij er kwam, maar wel een brief die hij zelf een preek noemde. Onverwacht kreeg hij bericht dat hij spoedig moest overkomen. Toen hij haar zag, ‘la figure déchue, les joues pâles, les yeux éteints’, en ook hoe zij opleefde onder zijn
| |
| |
tegenwoordigheid, toen kon het besluit niet langer worden uitgesteld. Ondanks bezwaren van moeder en vrienden, ondanks de afwezigheid van vaste vooruitzichten, werd bepaald dat het huwelijk binnenkort zou plaats hebben.
Drie maanden later werd het gesloten. In die tusschentijd had Van den Brink gelegenheid aan zijn protestantsche overtuiging in zooverre vast te houden dat hij weigerde aan de roomsche geestelijkheid, dat hij alleen aan Julie de belofte wenschte af te leggen, dat zij zelf bij haar geloof kon blijven en haar kinderen erin mocht laten opvoeden.
De 21ste December huwden ze in het stadhuis te Luik, op dezelfde Place du Marché waar ze elkaar het eerst gezien hadden. De pauselijke dispensatie hadden zij niet afgewacht, zoodat het kerkelijk huwelijk eerst eenige weken later gesloten werd. Juist op de dag van zijn ondertrouw had hij van prof. Bake bericht ontvangen dat de regeering hem voor het volgend jaar een toelage van vijfhonderd gulden schonk.
Het laatste briefje van Julie dat in de verzameling werd afgedrukt, is van de 16de November, de avond voor de dag waarop zij drie jaar geleden ‘le billet bleu’ schreef:
Het luidt als volgt:
‘Cher René! Voilà donc trois ans que je vous donnais un peu d'espoir. Alors qu'éprouvais-je pour vous? de l'amour? non, quoique vous ne m'étiez pas indifferent; mais maintenant, quel changement: mon coeur est si plein d'amour, que je ne sais comment vous l'exprimer. Non jamais cher René! vous n'auriez su trouver une fiancée qui vous aimerais plus que je ne le fais, et qui se promet tant de jouissance en
| |
| |
ne travaillant qu'a faire le bonheur de son cher époux. Auserai-je vous le dire, que moi-même je soupire après le jour ou nous ne devrons plus nous quitter, tant il me tarde de vous prouver que tout ce que je vous dis est sincère. Ah! cher René, quel plaisir ce serait pour moi de vous entourer de soins, de vous accabler d'amour, de tendresse; c'est seulement alors que je me conterais heureuse.
Mon Dieu! que serai-je devenue si j'aurai dû renoncer à vous: mais non, cela était impossible, aussi Dieu ne l'a-t-il pas permit, et ne le permettera jamais; car une fois unis, c'est alors que nous tiendrons le plus l'un à l'autre, n'est ce pas cher fiancé?’
1914. |
|