aan François Erens.
Niets is nu aangenamer dan in 'n koele kamer rooden wijn te slurpen bij kleine teugjes en met de pen op 't papier in 'n geärceerde schemering
Met pennekratsen op 't papier te teek'nen,
Als met een etsnaald op het harde koper:
Een veenplas op een landschap tegen avond
Of zielebeeldjes, met een fijner lijn
Dan 't scheren van een stroohalmpje over 't water,