Persephone en andere gedichten(1885)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Het verlaten huis. Als in een huis in de onderwereld, waar De stille vader en het stomme kind Elkander aanzien - zóo zit ik gebukt Over mijn boeken in dit donk're huis. En tegenover me aan de tafel zit Dat stomme kind der sombere gedachte, Mijn stille weemoed met het bleek gelaat, Mijn stomme weemoed met het donker oog, Die niemand ziet dan ik, - maar áls ik opzie, Dan voel ik dat zij mij heeft aangezien, Maar 't niet wil weten om die groote smart; - En als verschrikt buig ik dan weer het hoofd Achter mijn boeken en ik durf niet spreken Tot haar, schoon ik gedenk aan vroeg're vreugd. En als gevoelloos, werk ik al den dag [pagina 68] [p. 68] En zie niet op noch om, omdat ik vrees De groote smart, die 'k zien zal in dat oog. Want zij was éens zoo schoon, mijn jonge weemoed, Toen alle bloemen blij ons tegenbloeiden En vogels spotten met ons jeugdig leed. Maar weggedoken zit de laatste vogel Thans in de takken en door de enge spleet Der halfgesloten blinden valt het licht Op ons, die treuren in 't verlaten huis. - 13 Juni 1884. Vorige Volgende