Persephone en andere gedichten(1885)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Musa salvatrix. aan Frederik van Eeden. Die teedere oogen zien zoo ernstig neder, En lachen niet en schijnen niet te peizen; Die trekken zullen in den nacht niet deizen, Want uit dat donker dagen ze immer weder. Doch wijl de schaduwen des doods al breeder Neernevelen om mij, zie ik haar rijzen In eenen vloed van glorie en in 't deizen Lachen haar oogen boven mij, zóo teeder... O Muze, die mij meer en liever zijt Dan most van wijn en lust van vrouwenoogen, Gij zaagt mijn lokken voor den dood gewijd, Terwijl gij beidend bij mij stondt gebogen; - Toen, als een vlam die gleed door de eindloosheid, Zijt gij tot God om redding opgevlogen!.... Oct. '83. Vorige Volgende