Persephone en andere gedichten(1885)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Doode uren. aan Mej. Martha van Vloten. Uren, blijft - gaat niet voorbij.... Mijn huis is blij met de melodij Van uw voetjes, die gaan en komen, - Leent uw gezichtjes in een rij, Als een kring van bloemen róndom mij: Uw oogen lachen en schromen In mijn droomen.... Gaat niet heen, want als gij gaat, Zal 'k moeten weenen, uren, Omdat het schoonste wat bestaat Zoo kort mag duren. Uw makkertjes, die nu dood zijn, schreden Met stille stappen mij voorbij: Ik weende om 't weggaan hunner treden, Die langzaam weken achter mij. [pagina 47] [p. 47] Zij lieten mij als een eenzaam man In een sterfhuis, klagen, En 'k zei: dit leed is groot; ik kàn 't Niet langer dragen..... Maar zij zijn lang dood en begraven, En ik weet, Dat het goed is voor dwazen, te slaven Naar vreugde, die wrang is als leed. Want dit geslacht, dat zich op aard verdringt, Wemelt van goed en kwaad: Maar de dichter schrijdt voorbij en zingt Schoonheid, die nooit vergaat. En daarom heb ik begeerd Schatten noch staat, Maar het lied, dat het schepsel eert En een God met smaadt. - Opdat ik in de oogen Van allen, die weenen, Zacht legge het licht, Dat mijn ziel heeft omschenen, - Dat zal hunne tranen drogen. [pagina 48] [p. 48] Ieder zal tot mij vliên Wiens 's werelds wee doorsneed, En schoonheid in zijn smarten zien En lachen in zijn leed. Gaat en zegt dat, uren: Ik zal niet weenen.... Het licht, dat mijn ziel heeft omschenen, Zal eeuwig duren: - 'k Zal al mijn dagen Er van gewagen. - 1 Oct. '85. Vorige Volgende