De nieuwe tuin(1898)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Nieuwe neiging. [pagina 5] [p. 5] I. Vaarwel, wereld van beelden, van gedachten, Die om u-zelfs wil leefde en om mij-zelven, Want als een hemel deed mijn geest bewelven U, en af-welven van het menschlijk trachten - Maar nu als een die in glinstrige schachten, Bij mijnlicht, moede 't een-zelvige delven, Treedt daar hem zon en wind, en geur van schelven, En zang en werk van vroolke maaiers wachten, - Treed ik uit u, om, één van veel genooten, 't Werk te doen van mijn tijd, een blij braaf werker, Een mijner, maaiend langs bebloemde slooten. Maar maakte 't mijnwerk maaiershanden sterker, Bij volle zon blijft in zijn oog besloten 't Droevig geglinster van zijn vroegren kerker. Vorige Volgende