De legende van de ruimte(1926)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 69] [p. 69] Het Erfdeel Grootvader, die bij uw sterven Kondt zeggen: ik heb mijn heele leven Van mijzelf afgezien, - Ik kan het niet. Maar het gebaar waarmee ge uw woorden begeleidde, Dat breed gebaar van 't ziekbed weg naar buiten, Was als een maning, als een vleugelslag Die door de erinring soms herhaald, mij wenkte Naar wijder einders, Naar scheemrige achterkamer van een huis in stad Verplaatst, en in gemeenschap Met de oude vader van mijn vader, Aanvaardde ik zijn nalatenschap, het woord Dat enkel waar kan zijn vlak vóór ons sterven. Zeker een erfdeel, zeker als een waarheid Door ons geslacht van oudste op oudste Overgeleverd; maar nog niet een waarheid Zoolang wij leven. Wie waagt, zoolang zijn lichaam zich niet neerlei Voor 't laatste slapen, zich zoo rein te zien Van eigenbaat? Maar schoon is 't als voor de oogen van de doode Zich de eindelijke lijn waarlangs wij staarden Onthult: zelf-zoekers die wij waren Zochten we een zelf dat afzag van zichzelf. Vorige