De kristaltwijg(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Het Eeuwjaar [pagina 9] [p. 9] Eeuwzang voor den Gastheer en de Gastvrouw op Eikenburg Nu 't park in rijp de mist omringt, De stilte in huis en hart ons dringt Waar Christus wordt herboren, - Nu met dit jaar een eeuw ons sterft, Een nieuw volk zich de vrijheid werft Die elk moet toebehooren, - Nu wordt die stilte een bel gelijk Die zilverklaar en wijdingrijk Door park en hart blijft luiden, Of hoog van zilvren kathedraal De roep tot wie gelooven daal', - Des Bruigoms tot de bruiden: - [pagina 10] [p. 10] - ‘Nu komt, dit zoete Bruigom-Kind Te aanschouwen, gij die hem bemint, In kribbe, en flarde-omwonden. Een englenschaar zingt in de lucht, Hun wiek en stem maakt schoon gerucht: Heil elk, hoe vol van zonden! De wereld door en overgaan Zal hij, en elk, hoe smart-belaên, Die voor hem knielt, zal juichen; En als de hemel openblinkt Volgt hem een stoet die palmt en zingt Om van hun heil te tuigen. Dan blijft geen donkere aard terug, Geen struiklaar die met doffen kuch Zal storten en niet rijzen; Naar stroomen lichts zal lovend gaan Wie hier, door zilvren nevelpaên Schrijdend, zijn Heer zal prijzen.’ - [pagina 11] [p. 11] Nu hoor; 't is lang sints Christus stierf. Of de aard den droom, droom de aard bedierf, - Bedorven glommen beiden. Een uitzicht in een andere eeuw Blinkt schoonst voor wie met maffen geeuw Van de oude liefst wil scheiden. Een eeuw: een volk: een nieuw bestaan. Vrijheid na strijd breekt zeker aan Voor wie er 't lijf voor wagen. De stilte in 't hart zal belgelijk, Zal zilverklaar en wijdingrijk Woord van die zege dragen. Vorige Volgende