Voorrede
Acht dagen na het uitbreken van de oorlog, ben ik begonnen met het schrijven van die volzinnen en kleine opstellen, waardoor ik trachtte klaarheid te verschaffen aan mijzelf en anderen. Zij werden in de groepeering en de volgorde waarin ze ook nu verschijnen, in De Beweging uitgegeven.
De toegevoegde fragmenten zijn ontleend aan langere, eveneens in dat tijdschrift verschenen artikelen, die alle op de oorlog betrekking hebben.
Dat ik als algemeene titel Holland en de Oorlog koos, wil niet zeggen dat ik de verhouding tusschen ons land en het groote gebeuren naar alle zijden meen te hebben aangeduid, maar alleen dat tusschen die beide, als tusschen twee polen, mijn denken zich bewogen heeft. Reeds de vorm van mijn schrijven bewijst dat niets me minder mogelijk scheen dan volledigheid. Maar eenerzijds was aldoor Holland, het wegens zijn geschiedenis gewijde, het in onze harten onvergankelijke, waartoe wij behooren, en anderzijds aldoor deze oorlog, de niet loslatende worsteling van dagen en nachten, die de wereld uit haar voegen bracht, onze gemeenschap met vrienden en geestverwanten verstoorde, de grondslagen van ons bestaan met ondergang bedreigde en schudden deed. Aan deze beide indrukwekkende machten dachten wij voortdurend en gelijkelijk en naarmate de eene of de andere sterker op ons aandrong werden wij ons bewust van andere overwegingen, die nu elkaar steunden, dan elkaar bestreden.