Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] VI ‘Zijt gij dan die mij maakte En kent de bloedstroom niet Die eens mijn moeder slaakte En in me aanwezig liet? Zijn zee bestormt de wanden Van 't lichaam dat ik lijd, Mijn hunkrende oogen branden Naar uw lichaamlijkheid; Maar gij staat klaar en stadig Als achter zwaar kristal... O zeg me, en wees genadig, Hoe ik u naadren zal.’ Vorige Volgende