Dagen en daden
(1901)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend
[pagina 127]
| |
Herboorne | |
[pagina 129]
| |
Hoe ligt gij nu zoo stil, mijn breede stranden
En paarlemoeren zee: de fijne kransen
Van goudlicht die uw schuchter duin beglansen
Zijn van mijn vorig jaar de gloeden niet.
Eén ster pinkt klaar en schijnt mijn droom te raden.
Ik ook ben zoo: een avondlijke zee
En zanden stil waarop een hemel glêe
En o geen gloeden meer in 't rood verschiet.
En o geen schijn van vuur dat toch niet puurde,
Geen fonkelmeeren waar het schuim uit ziltte,
Geen stargebarn dat flonkerkoude kilte,
Geen lust die leegte en wrangheid achterliet.
Maar zachten gang en vriendschap-vrome handen,
Maar vreedgen lach en willig-blijde daden,
Maar liefde in 't branden warm schoon zacht zij vuurde,
Draag ik, herboorne, door dit nachtgebied.
|
|