Dagen en daden(1901)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Het zeestrand Het strand lag leeg toen ik het duin verliet. Een vogel hurkte er die met tragen slag Zich hief en wegwiekte: onafzienbaar lag De zee tintien naar 't zilverig verschiet. Mijn stap versnelde: ik zonk in 't weeke zand, Maar won de bank; dáár, in één lange lijn Bruiste de branding; 't dondren door klonk fijn De schelpvracht wentlend met de golf op 't strand. Ik stond en staarde: een zeil blonk ver en vaag: Een vonk, een veer, dwarlende op 't diep in 't ruim; Mijn blik drong door, mijn voet omvochtte 't schuim, Dan mat ik d'afstand, murmlend: ‘Niet vandaag.’ Vorige Volgende