Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888
(1995)–Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermdA. Verwey aan K. van Vloten [28.10.88]Ga naar eind1Zondagavond 11 uur.
Wil ik je eens wat prettigs vragen, Kitje? Ja? Wil je graag een mooi portret van me hebben? Een geschilderd? Net zoo mooi of nog mooier dan dat van Witsen?Ga naar eind2 Wat zeg je dan? Weet je wel dat ik je vroeger wel eens gezeid heb - of heb ik 't mis? - dat Ietje mijn portret schilderde?Ga naar eind3 Dat had ik al min of meer vergeten. Maar toen je schreef dat je dat van Witsen zoo graag had, dacht ik er weer aan. Wat Ietje ervan had, was nog al goed, een mooi blond | |
[pagina 576]
| |
portret, en áls hij het afmaakt kan het misschien het beste worden wat hij in tijden gemaakt heeft. En nu was Ietje vanavond hier en vroeg of hij het mócht afmaken en dat zijn vader er erg opgetogen over geweest was. En als het af is krijg ik het. Is dat prettig? Hij zou er maar twee keer aan hoeven te schilderen, zei hij, en nu ga ik morgen en overmorgen van een tot half vijf poseeren. Ik heb nog nooit voor jou geposeerd - ik geloof dat ik poseeren nú heerlijk zal vinden. Ietje kwam natuurlijk om zijn hart te luchten over mijn verzen, wat hij dan ook braaf deed, zoo grappig openhartig, net of hij voor een pas ontdekten Egyptischen tempel stond; - 't is kolossaal, god ja, zoo iets vin je nergens; die reusachtige kontoeren, die geweldige kontorsies. Een Egyptische tempel zou er een kleur van krijgen. Ik heb hem het zwijgen opgelegd door hem een paar onuitgegevene voor te lezen - maar niet dat erge. Maar toen ging hij in een vlaag van geestdrift sommige verzen die waren blijven hangen, me voor deklameeren. Natuurlijk niet goed. En dan deklameerde ik ze over en toen moest ik in mijn eigen zoo lachen, want het was net een komedie, waarin hij me dwong de rol van een goedige kunstenmakenden beer te spelen, terwijl hij een nieuwsgierig meisje was met kleine rooie oogjes. Ik heb hem toen meegenomen naar Goes. Die zat in 't boek te lezen, en was heerlijk. Eerst zei hij goeien-dag net of er niets gebeurd was, en toen ik zat, zei hij, of ik op een receptie was: ‘Ik ben je wel verplicht voor je beminnelijk geschenk. Ik heb een van die sigaren opgestoken, je weet wel - (hij bedoelde van 75 cts) ik dacht, zoo na den eten eens op mijn gemak te savoereeren, - zoo twee genietingen bij elkaar, niewaar - maar op een gegeven oogenblik dacht ik: god wat voor een puntje heb ik daar toch in mijn mond, en toen merkte ik dat-i op was. Dat is me nog eens gebeurd, ooit op een avond dat ik iets lezen moest en zoo zitten ging. Je hebt er zoo niets aan.’ - Echt Goes, hè? Hij heeft uit Phèdre van RacineGa naar eind4 gedeklameerd. Ietje die een modern mensch is vond er niets aan. Ik had Racine wel een hand willen geven, een stevige. Toen deklameerde Goes uit de Musset, ik weet niet wat, soms wel aardig, maar bij Racine is de Musset een flauwe jongen. Die moderne Ietje was nu natuurlijk veel meer in zijn element dan even te voren. Hij genoot zoetjes. Vin je 't aardig als ik je zoo'n avondje schrijf. 't Is zoo gek niets |
|