Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888
(1995)–Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermdA. Verwey aan C. Verwey [voor 31.7.88]Ga naar eind1Beste Chris, Het is schandelijk zoo lang als ik niets van me heb laten hooren. Maar ik ben hier de laatste week aan het schrijven gegaan voor de aflevering - over Pierson, waar ik van houd, over dien akeligen Hugenholtz, waar ik zoo het land aan heb, en dat schrijven heeft me heelemaal ingepakt. Ik blijf nu maar doorschrijvenGa naar eind2 deze week, en kom dan Zaterdag thuis. Met de medewerkers en Clausen heb ik het bovendien heel druk en doe alles per post en telegraaf af. Vandaag hadden we vergadering en het is al bijna kwart voor twaalven nu ik me dit rustige oogenblikje ten nutte maak. Ga je Zaterdag naar den Helder? Ik ga ook gauw naar den Helder,Ga naar eind3 in Groningen namelijk. Ik verlang erg eens een paar dagen thuis te zijn, maar na het reisje naar Groningen zie ik weer druk werk met kloos te gemoet, aan de Literatuurgeschiedenis, die ik schrijven wou. Kloos is Moe heel dankbaar voor de teerzeep, waar hij zich elken dag een paar keer mee wascht en waarvan hij | |
[pagina 484]
| |
zeit dat ze hem heel goed doet. Ik heb ontdekt dat Kloos kleurenblind is, en rood en groen niet goed zien kan. Gek hè, dat iemand dat pas ontdekt als hij naar de dertig loopt. Ik ben nu veel rustiger gestemd dan de vorige week toen ik in Amsterdam en Utrecht de meest onaangename gesprekken heb moeten houden met menschen die niet recht wisten wat ze wilden. Toen ik, den dag dat ik thuis geweest ben, weer terugging naar Katwijk ben ik voortdurend verdwaald. Eerst ben ik, lezende van Leiden naar Oegstgeest gewandeld. Toen kwam me een stoomtram achter op, ik stapte in en reed een half uurtje mee, al lezende. Toen ik daarop dacht dat ik nu bijna thuis zou zijn, kwam de kondukteur en hoorde ik dat die stoomtram naar Haarlem ging. Toen ben ik uitgestapt, naar den Rijn gewandeld, en langs den Rijn gegaan, denkende, nu val ik eindelijk, net als de Rijn zelf, in zee. Maar jawel, al lezende, liep ik van den Rijn vandaan en merkte op eens dat ik heelemaal in 't koren stond en van den weg af was. Toen ben ik weer teruggewandeld, naar den Rijn, den Rijn over, en 't eerste 't beste dorp in dat ik voor me zag. Dat dorp was Rijnsburg, notabene, eén station verder dan Oegstgeest. Daar ben ik toen maar gaan zitten, heb op den eersten tram gewacht en kwam eindelijk in plaats van op de koffie, op den eten bij Vader Kloos, die niet geweten had waar hij me zoeken zou. Is er iets bizonders met de fotografieën, schrijf me dan. Kus Moe, Greet en Anne hartelijk van me, en jezelf van je liefhebbenden broer. |
|