L. Aert aan A. Verwey 3.6.88
Amsterdam 3 Juni 1888.
Utrechtsche Straat 48.
WEd Heer Verwey!
Vergeef me m'n vrijheid... ik dacht U heel vriendelijk en in goede opvolging van gedachten te schrijven; 'n verzoek mij in mijn strijden te raden, 'n heel, heèl erg gemeende dankbetuiging daarvoor, nòg'n verzoek, om de 2 laatste brieven te lezen op 't einde van 't hierbijgaande 8ste en 9de Cahier, maar vooràl de laatste-groote-brokstukken-brief, die eigenlijk geen brief ìs, en 'm uìttelezen, heélemaal uit, malgré de noncence die u er in zult vinden en de ongezienheden;... Brutale-goedheid-verzoekende-en-daarvan-misbruik-makende-man die ik ben,... en ik had U nog willen schrijven dat 't natuurlijk niet m'n bedoeling is om U wat nieuws te vertellen maar om U de Staat te toonen waarin ik in dezen tijd bén,... en ik wou U nog zeggen: ‘Kijk in Godsnaam niet te veel na... de ongelukkige manier waarop ik me soms uitdruk en niet na... de 75000000 taalfouten... en voor 't laatst wou ik me heel erg en heel schmeichelend aan U òpdringen..., en dàn eventjes nòg 'n dankie, en dan voor 't àllerlaatst wou ik U vertellen: ‘wàt U me nù aanraad doe ik onverwijld al wou U me zeggen ‘ga bij je vader in de touwwinkel’ en ik wou U nòg iets zeggen en nog iets, maar dat weer ik niet meer, misschien zeg ik 't U làter eens... maaaar, dat àlles kan ik niet in 'n mooi vormpie krijgen om 't U beleèfd en wèlgemanierd ter hand te stellen, en nu verzoek ik U mij niet kwalijk te nemen dat ik U zoò maar, zoo amikaal wèg eventjes aan de klets heb gehouwen om U te vertellen wat ik U had wìllen schrijven... Nu wanneer ik U eens spreek dan hoop ik er U ten zeerste mijn verontschuldigingen voor aan te bieden. Intusschen verblijf ik met de meest verschuldigde hoogachting. UEd dw dienaar.
Louis Aert.