Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888

C.M. van Deventer aan A. Verwey 8.4.88

8-4-88

Albert,

Bij dezen deel ik u mede, dat ik behoor tot diegenen, die beweren, dat gij met uw artikel over Arti¹ een weergaloozen en gewetenloozen ploertenstreek verricht hebt. Om zelf een wit voetje bij het publiek te krijgen met het publiek te coquetteeren, uw medestrijders, vrienden en meesters te belasteren, u zelf als iemand ‘door aanleg en oefening’ god beter 't, tot de beteren te rekenen, het welzijn de N.G. te riskeeren voor de voldoening van uw ijdelheid en geldzucht - ik geloof niet dat de Portefeuille ooit zooveel zwijnigheden op elkander heeft gestapeld. Va,² scheld nog eens op Julia-recensenten, scheld nog eens op de gemeenheid van de Portefeuille en de Lantaarn, patser dat je bent.

Charles M. van Deventer

Amsterdam. 25 Hemonijstraat

1 Albert Verwey, ‘Tentoonstelling van teekeningen in Arti’. In: De Amsterdammer. Dagblad voor Nederland (1888), d.d. 8 en 9-4 1888, waarin Verwey slechts het hem sympathieke werk van twee schilders besprak en de rest buiten beschouwing liet, na te hebben gezegd dat critici het publiek moeten opvoeden en niet ontstemmen door dingen die het mooi vindt met minachting te bespreken.

2 Ga (je gang).