Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888
(1995)–Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 401]
| |
A. Verwey aan J.A. Alberdingk Thijm [tussen 18 en 21.1.88]Ga naar eind1Hooggeleerde Heer, Ik zou Uw vriendelijk schrijven graag met een kort briefje beantwoorden. U spreekt van de vraag of een kunstwerk ‘mooi’ en ‘onzedelijk’ tegelijk zijn kan. Ik geloof dat ik in het boekje, dat ik u zond, tot misverstand aanleiding heb gegeven door het woord ‘onzedelijk’ te gebruiken, zonder erbij te zeggen dat ik het bedoelde in den zin van ‘wat strijdt tegen de maatschappelijke zede.’ In dien zin vind ik Karel's roman onzedelijk. En zoó - meen ik - kan een werk mooi en onzedelijk zijn tegelijk. Met onzedelijk bedoelt u in uw brief, nietwaar? ‘wat strijdt met de goddelijke zede.’ En als ik dan de goddelijke zede noemen mag die zede (al of niet tot wet of Evangelie geformuleerde) die altijd en ondanks alle wereldsche verdrietelijkheid, gelukkig maakt, dan ben ik het heelemaal eens met u, - want heb ik het mis met in uw vraag een bewering te zien? - dat een ding niet tegelijk mooi, d.i. gelukkigmakend, en onzedelijk d.i. niet-gelukkig makend kan zijn. U dankende voor de gelegenheid, die u mij gegeven hebt om mijn dubbelzinnigheid goed te maken, teeken ik mij [?], met de meeste hoogachting Uw dw dr. |
|