Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888

W.A. Witsen aan A. Verwey 15.11.87

Ew.¹ 15 nov '87 -

Al

wat 'k van de bewuste zaak weet, is dit: Mr Kool² heeft G.³ het geld gegeven voor z'n huur, maar G. heeft dat geld voor andere dingen gebruikt en liet zich maar manen om z'n huur, totdat z'n huisbaas Mr. K. als borg van G. aangesproken heeft waarop deze kwaad is geworden, en met recht, op G., wien hij schreef dat 't oneerlijk gehandeld was, en dat hij 't atelier te huur zou laten zetten met 1^o Dec. Voor zoover 'k weet heeft K. de huur betaald of zal 't doen want hij is er borg voor; vandaar dat 'k niet begrijp wat jullie betalen willen! Dat hij met 1^o Dec. weg moet zal veel van G. zelf afhangen. Mr K. wil hem graag helpen, maar vindt 't niet prettig dat G. 'tgeld op maakt (en niet eens voor z'n werk maar met M.⁴ etc.) en hem 'n beetje voor den gek houdt. Ik ben er van overtuigd dat Mr K. hem zal blijven steunen, even goed als hij 't anderen doet, als G. werkt. Ik vrees wel dat G. jullie 'n beetje om den tuin wil leiden, hij klaagt graag, en weet

1 Ewijkshoeve, het buiten van Witsens vader bij Baarn.

2 Mr. J.H.W. Kool was advocaat te Amsterdam en een vriend van de vader van Willem Witsen; hij steunde kunstenaars geldelijk.

3 Georges Breitner.

4 Waarschijnlijk Mau(rits) van der Valk.

[p. 365]

wel dat hij door medelijden op te wekken, dikwijls meer dan noodig, geholpen is. Ik schrijf je dit in haast, maar 'k reken er op dat je dit verscheurt en er niet over spreekt met G. noch eén ander. Jij zult begrijpen dat 'k G. dat geld graag gun, en zooveel plezier als hij maar hebben wil, maar 'k vind 't 'n beetje beroerd als jullie, waarschijnlijk met eenige opoffering geld bij mekaar brengt, terwijl G toch geholpen wordt

Ik zoo je ten minste raden niets te doen voor je zeker van de zaak bent; ik voor mij zal bij K. inlichtingen vragen. De zaakwaarnemer van den huisbaas (Mr Leembruggen) heet Görlitz als 'k 't wel heb en woont in de Plantage, in 't adresboek vindt je z'n huis wel denk 'k, 'n makelaar.

Begrijp je, Albert? Ik vind 't kranig van jullie om G. te helpen, en zelf wil 'k daar graag aan meedoen, maar 'k wou niet graag dat G. geld had, meer dan strikt noodig is; zoolang hij 't krijgen kan zal hij niet werken. Maar 'tis 'n sophist en hij kan goed praten. In haast

Schrijf me 's, wil je?

tt Willem