Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888
(1995)–Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 330]
| |
G.H. Priem aan A. Verwey [na [na 1?.8?.87]]Ga naar eind1WelEdele Heer, ‘Ik kan niet zeggen wat ik zing, de klanken spelen door mijn ziel’ en ik heb 't volgende liedje gemaakt. Half ter oefening om mij juist zóó uit te drukken als ik werkelijk gedacht heb. Mogelijk vindt Gij dit beter dan de vorige... 't geschikt voor de N.G.Ga naar eind2 De vorm is misschien niet kunstig, maar voor de impressie die 't liedje wenscht te geven mogelijk voldoende. 't Zal mij hartelijk verheugen Uw oordeel over een en ander te hooren. Gij weet ik verlang er zoo naar! - UEdr. G H P.
Ik heb er geen titel boven geplaatst; wanneer het goed voor de N.G. is, is dit wel te verhelpen en... ik wist er geen voor. Ik kan niet zeggen wat ik zing,
De klanken spelen in mijn ziel,
Een tink'len of er regen viel
Op 't stille water van den vliet,
Waar 't rozenblad zich wiegen liet
In lichte bonte schommeling.
Ik voel mijn lied moet zonnig zijn,
En vroolijk als mijn liefste lacht;
Ik wil het zingen wonderzacht
En half in stille mijmering,
Uit vrees dat 't al te ras verging
Als lentelucht en zonneschijn.
G H Priem |